ECLI:NL:HR:2016:621

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 april 2016
Publicatiedatum
12 april 2016
Zaaknummer
14/00691
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Marktplaatsoplichting en gewoontewitwassen in cassatie; beoordeling van de redelijke termijn in de cassatiefase

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarbij de verdachte, geboren in 1980, is veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden voor marktplaatsoplichting en gewoontewitwassen. De verdediging, vertegenwoordigd door advocaat E.E.W.J. Maessen, heeft middelen van cassatie ingediend. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat het eerste en derde middel niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling oproepen. Echter, het tweede middel, dat betrekking heeft op de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM, is gegrond. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden, aangezien de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden en er meer dan twee jaar zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep.

Als gevolg hiervan heeft de Hoge Raad besloten de opgelegde gevangenisstraf te verminderen van tien maanden naar negen maanden. De Hoge Raad heeft verder geen gronden gevonden om de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen en heeft het beroep voor het overige verworpen. De uitspraak is gedaan op 12 april 2016 door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.

Uitspraak

12 april 2016
Strafkamer
nr. S 14/00691
NA/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 23 januari 2014, nummer 20/001818-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft E.E.W.J. Maessen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur en aanvullende schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste en het derde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2.
Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van tien maanden.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze negen maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 april 2016.