ECLI:NL:HR:2016:686

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 april 2016
Publicatiedatum
19 april 2016
Zaaknummer
14/03353
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over oplichting bij verkoop via Marktplaats met gewijzigde VIN

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 17 juni 2014 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1993, was betrokken bij een oplichtingszaak waarbij een scooter werd verkocht via Marktplaats. De verkoop was omstreden omdat het voertuig een gewijzigde VIN had, wat de authenticiteit van de verkoop in twijfel trok. De verdediging voerde aan dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden omdat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden. De Hoge Raad oordeelde dat dit middel gegrond was, maar besloot dat er geen rechtsgevolg aan deze overschrijding verbonden hoefde te worden, gezien de opgelegde taakstraf van zestig uren en de mate van overschrijding. De overige middelen van cassatie werden verworpen, omdat deze niet leidden tot cassatie en geen nadere motivering vereisten volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en bevestigt het eerdere oordeel van het Gerechtshof.

Uitspraak

19 april 2016
Strafkamer
nr. S 14/03353
NA/KD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 17 juni 2014, nummer 22/000830-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft C.P. Wesselink-van Dijk, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsvrouwe heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het vierde middel

2.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
2.2.
Het middel is gegrond. Gelet op de aan de verdachte opgelegde taakstraf van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis, en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.

3.Beoordeling van de overige middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 april 2016.