ECLI:NL:HR:2016:687

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 april 2016
Publicatiedatum
19 april 2016
Zaaknummer
15/02466
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over feitelijke leiding bij illegale overbrenging van zuiveringsslib

Op 19 april 2016 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 15/02466. De zaak betreft de feitelijke leiding van een rechtspersoon bij de illegale overbrenging van 'zuiveringsslib/bruine eimix', in strijd met artikel 10.60 lid 2 van de Wet Milieubeheer en artikel 2.1 lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 13 april 2015 uitspraak deed in deze strafzaak. De advocaat van de verdachte, M.J.J.E. Stassen, heeft middelen van cassatie voorgesteld, waarop de Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.

Deze uitspraak is van belang voor de interpretatie van de wetgeving rondom milieubeheer en de verantwoordelijkheden van rechtspersonen bij de uitvoering van milieuwetgeving. De keuze van het hof om de Richtlijn 2008/98/EG van 19 november 2008 als beoordelingskader te hanteren, in plaats van de Verordening dierlijke bijproducten 1069/2009, werd als onjuist beoordeeld.

Uitspraak

19 april 2016
Strafkamer
nr. S 15/02466 E
AKA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, Economische Kamer, van 13 april 2015, nummer 21/002112-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.J.J.E. Stassen, advocaat te Tilburg, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 april 2016.