ECLI:NL:HR:2016:72

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 januari 2016
Publicatiedatum
15 januari 2016
Zaaknummer
15/03874
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in een zaak betreffende ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een kind

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 januari 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de moeder van een kind. De moeder verzocht om cassatie tegen een beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die op 21 mei 2015 was gegeven. De zaak betreft een ondertoezichtstelling van het kind en de uithuisplaatsing, zoals geregeld in artikel 1:254 van het Burgerlijk Wetboek. De moeder was van mening dat de beslissing van het hof onterecht was en heeft daarom beroep in cassatie ingesteld. De vader en de gecertificeerde instelling, het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, hebben geen verweerschrift ingediend.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die door de moeder in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de beschikking van het hof heeft bekrachtigd en het beroep van de moeder heeft verworpen. De uitspraak is gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders en is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

15 januari 2016
Eerste Kamer
15/03874
LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos,
t e g e n
1. [de vader],
wonende te [woonplaats],
2. de gecertificeerde instelling LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING, locatie Zutphen,
gevestigd te Zutphen,
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Verzoekster zal hierna ook worden aangeduid als de moeder en verweerders als de vader en de GI.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak C/05/274444/JE RK 14-1787 van de kinderrechter te Arnhem van 27 november 2014 en 9 december 2014;
b. de beschikking in de zaak 200.165.524 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 mei 2015.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vader en de GI hebben geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
15 januari 2016.