ECLI:NL:HR:2016:730

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 april 2016
Publicatiedatum
22 april 2016
Zaaknummer
16/00432
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over machtiging voortgezet verblijf op basis van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een machtiging voor voortgezet verblijf op basis van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ). De zaak betreft een verzoeker, aangeduid als betrokkene, die in cassatie ging tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had op 23 november 2015 een beschikking gegeven in de zaak C/01/301013/FA RK 15-6128, waartegen betrokkene beroep in cassatie heeft ingesteld. De officier van justitie, die als verweerder optrad, is niet verschenen in de cassatieprocedure.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klachten van betrokkene tegen de beschikking van de rechtbank onderzocht. De conclusie van de Advocaat-Generaal, F.F. Langemeijer, was dat het beroep verworpen moest worden. De advocaat van betrokkene heeft hierop gereageerd met een brief op 7 maart 2016. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel was gebaseerd op artikel 81 lid 1 van het Reglement op de Rechtsvordering (RO), waarbij de Hoge Raad concludeerde dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot. De uitspraak is van belang voor de toepassing van de BOPZ en de voorwaarden waaronder een machtiging voor voortgezet verblijf kan worden verleend.

Uitspraak

22 april 2016
Eerste Kamer
16/00432
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
t e g e n
de OFFICIER VAN JUSTITIE OOST-BRABANT,
zetelende te ’s-Hertogenbosch,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als betrokkene.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/01/301013/FA RK 15-6128 van de rechtbank Oost-Brabant van 23 november 2015.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van betrokkene heeft bij brief van 7 maart 2016 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
22 april 2016.