In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 mei 2016 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] B.V. tegen de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Het beroep in cassatie was gericht tegen een eerdere uitspraak van de accountantskamer van 3 oktober 2014, en de Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld. Volgens artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie kan de Hoge Raad enkel kennisnemen van cassatieberoepen tegen uitspraken van de bestuursrechter indien dit bij wet is bepaald. In deze zaak was er geen wettelijke bepaling die het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven mogelijk maakte. Daarom heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de beperkingen van de cassatieprocedure in bestuursrechtelijke zaken en de noodzaak voor een wettelijke basis voor het instellen van cassatieberoepen.