Uitspraak
wonende in Aruba,
gevestigd in Aruba,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.De ontvankelijkheid in cassatie
4.Beslissing
2 juni 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 juni 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ontvankelijkheid van verzoekster in haar beroep. Verzoekster, wonende in Aruba, had beroep in cassatie ingesteld tegen vonnissen van het gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De zaak draaide om de betaling van griffierechten, waarbij verzoekster te maken kreeg met een niet-ontvankelijkverklaring wegens te late betaling. De Hoge Raad heeft de relevante wetgeving, met name de Wet griffierechten burgerlijke zaken en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in overweging genomen. Verzoekster had een beroep gedaan op de hardheidsclausule, omdat zij na ontvangst van de griffierechtnota op 27 januari 2017 abusievelijk een verkeerd kenmerk had vermeld bij de betaling. Dit leidde tot een terugstorting van het bedrag, waardoor de betaling niet tijdig was geregistreerd. De advocaat van verzoekster heeft de fout hersteld na ontvangst van een aanmaning op 20 februari 2017. De Hoge Raad oordeelde dat de omstandigheden van de zaak een onbillijkheid van overwegende aard opleverden, waardoor verzoekster ontvankelijk werd verklaard in haar beroep. De Hoge Raad verleende verweerster uitstel voor het indienen van een verweerschrift en hield verdere beslissingen aan.