In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juni 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [verzoeker] en Banco di Caribe N.V. De zaak betreft de betekening van exploten aan een buiten Aruba wonende partij, in het bijzonder de vraag of er verzet mogelijk is tegen een beslissing in hoger beroep indien de geïntimeerde niet is verschenen. De Hoge Raad oordeelt dat de bepalingen van het Arubaans procesrecht, met name artikel 5, onder 8, van de RvA, onvoldoende waarborgen bieden voor een effectieve betekening van stukken aan partijen die buiten Aruba wonen. Dit is in strijd met het recht op toegang tot de rechter en het recht op hoor en wederhoor zoals gewaarborgd in artikel 6 van het EVRM. De Hoge Raad vernietigt het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en wijst de zaak terug voor verdere behandeling. De Hoge Raad benadrukt dat in gevallen waarin de geïntimeerde niet verschijnt, het hof zijn uitspraak moet aanhouden en moet onderzoeken welke stappen zijn ondernomen om de stukken tijdig bij de betrokken partij te krijgen. De Hoge Raad veroordeelt Banco di Caribe in de kosten van het geding in cassatie.