Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
4.Beslissing
9 juni 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juni 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de vrouw, eiseres tot cassatie, tegen de man, verweerder in cassatie. De zaak betreft een geschil over de executoriale titel voor kinder- en partneralimentatie en de omvang van de resterende betalingsverplichting. De vrouw had eerder een executoriale titel verkregen, maar er ontstond onduidelijkheid over de exacte omvang van de betalingsverplichting, wat leidde tot een executiegeschil. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en een arrest van het gerechtshof Amsterdam, waaruit blijkt dat de vrouw in eerdere instanties al had geprobeerd duidelijkheid te krijgen over haar verplichtingen. De man heeft in cassatie geconcludeerd tot verwerping van het beroep van de vrouw. De Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft ook geadviseerd om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de vrouw niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.