ECLI:NL:HR:2017:1062

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 juni 2017
Publicatiedatum
8 juni 2017
Zaaknummer
16/02450
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huwelijksgoederenrecht en verdeling gemeenschap na echtscheiding

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, betreft het een geschil tussen een vrouw en een man over de verdeling van de gemeenschap na echtscheiding. De vrouw heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 26 januari 2016 is gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Noord-Holland van 4 april 2012 en 9 juli 2014, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N.C. van Steijn, heeft in cassatie klachten aangevoerd die volgens de Hoge Raad niet tot cassatie kunnen leiden. De man, vertegenwoordigd door mr. R.W. Keus, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem gevolgd, die ook tot verwerping van het beroep strekte. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de vrouw niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist onder artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van de vrouw verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Dit arrest is op 9 juni 2017 gewezen en openbaar uitgesproken door raadsheer M.V. Polak.

Uitspraak

9 juni 2017
Eerste Kamer
16/02450
RM/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. N.C. van Steijn,
t e g e n
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. R.W. Keus.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/14/135179 / HA ZA 12-59 van de rechtbank Noord-Holland van 4 april 2012 en 9 juli 2014;
b. het arrest in de zaak 200.160.212/01 van het gerechtshof Amsterdam van 26 januari 2016.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor de man toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
9 juni 2017.