ECLI:NL:HR:2017:1129

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 juni 2017
Publicatiedatum
20 juni 2017
Zaaknummer
16/03504
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bijstandsfraude en bewijsvoering van medeplegen

In deze zaak gaat het om een cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, waarin de verdachte werd beschuldigd van bijstandsfraude. De Hoge Raad oordeelt dat uit de bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat de verdachte 'tezamen en in vereniging met een ander' heeft gehandeld in strijd met de verplichtingen opgelegd door de Wet werk en bijstand. De feiten betreffen de periode van 1 maart 2007 tot 1 oktober 2009, waarin de verdachte en zijn medeverdachte, [betrokkene 1], opzettelijk hebben nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de Gemeente Hilversum. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling.

De verdachte, geboren in 1956, heeft in de periode van 1 maart 2007 tot 1 oktober 2009 samen met zijn medeverdachte niet gemeld dat zij een gezamenlijke huishouding voerden, wat van belang was voor de vaststelling van het recht op bijstandsverlening. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak. De Hoge Raad oordeelt dat de bewezenverklaring van het medeplegen niet voldoende is gemotiveerd, waardoor de uitspraak niet aan de wettelijke eisen voldoet. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof voor een nieuwe beoordeling van het hoger beroep.

Uitspraak

20 juni 2017
Strafkamer
nr. S 16/03504
LBS/SG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 29 januari 2016, nummer 23/001990-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B.A.F. van Drimmelen, advocaat te Hilversum, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring ten aanzien van het handelen "tezamen en in vereniging met anderen" (hierna: het medeplegen) ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij:
"in de periode vanaf 1 maart 2007 tot 1 oktober 2009 en in de periode vanaf 1 maart 2010 tot 1 juli 2011 te Hilversum en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander, in strijd met een zijn mededader, te weten [betrokkene 1] , bij of krachtens wettelijk voorschrift (artikel 17 van de Wet werk en bijstand) opgelegde verplichting, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de Gemeente Hilversum, immers hebben hij en zijn mededader, in de periode vanaf 1 maart 2007 tot 1 oktober 2009 te Hilversum en in Duitsland, niet aan genoemde dienst medegedeeld of kenbaar gemaakt dat
- zijn mededader (gedurende de periode 1 maart 2007 tot 1 oktober 2009) niet op het uitkeringsadres verbleef en
- hij en zijn mededader een gezamenlijke huishouding voerden
en, in de periode vanaf 1 maart 2010 tot 1 juli 2011 te Hilversum, niet aan genoemde dienst medegedeeld of kenbaar gemaakt dat
- hij en zijn mededader een gezamenlijke huishouding voerden zijnde dit gegevens waarvan hij en zijn mededader wisten dat deze gegevens van belang waren voor de vaststelling van het recht op een verstrekking of tegemoetkoming
- namelijk een uitkering krachtens de Wet werk en bijstand - dan wel voor de hoogte of de duur van voornoemde verstrekking of tegemoetkoming, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander."
2.3.1.
Het Hof heeft het vonnis in eerste aanleg bevestigd met aanvulling van gronden. Blijkens dit vonnis steunt de bewezenverklaring op de volgende bewijsmiddelen:
"2. Een proces-verbaal van relaas met nummer 110005/11 van 20 oktober 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , doorgenummerde pagina's 1-38.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
In de GBA van de gemeente Hilversum is geregistreerd dat [betrokkene 1] , geboren op [geboortedatum] 1965, sedert 30 mei 2011 is ingeschreven op het adres [a-straat 1] , [...] Hilversum. In de periode van 18 augustus 1986 tot 30 mei 2011 stond [betrokkene 1] ingeschreven op het adres [b-straat 1] , [...] Hilversum.
Aan [betrokkene 1] is door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum, sedert 21 november 2006 een uitkering toegekend, ingevolge de WWB, naar de norm van een alleenstaande ouder.
3. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 110005/11 van 19 juli 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , Bijlage D doorgenummerde pagina's 1-7.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [betrokkene 1] , zakelijk weergegeven: [verdachte] is de vader van mijn twee jongste kinderen.
4. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 110005/11 van 20 juli 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , Bijlage D doorgenummerde pagina's 8-16.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [betrokkene 1] , zakelijk weergegeven:
Het is namelijk gemakkelijk om een uitkering aan te vragen voor levensonderhoud. Dat was noodzakelijk omdat [verdachte] (de politierechter begrijpt [verdachte] ) wel geld verdiende, maar dat geld kwam nooit bij mij. Ik heb tegen hem gezegd dat ik die uitkering wilde hebben voor mijzelf en voor de kinderen. Dat ik uiteindelijk de uitkering heb aangehouden, had dan ook als reden dat ik dan in ieder geval wist dat er eten was voor mij en de kinderen.
In maart 2007 belde hij of ik naar Duitsland wilde komen voor de honden. Ik ben toen met [betrokkene 2] naar Duitsland vertrokken om bij [verdachte] te gaan wonen.
[verdachte] heeft in de periode dat wij in Duitsland woonden wel in het onderhoud van mij en de kinderen voorzien. Ik ontving toen ook mijn uitkering.
Ik ben in oktober 2009 terug naar Hilversum gegaan met [betrokkene 2] en [betrokkene 3] . Uiteindelijk is [verdachte] in maart 2010 definitief teruggekomen naar Hilversum. Hij is toen bij mij komen wonen op de [b-straat] . Ik wilde niet dat hij zich liet inschrijven bij mij op de [b-straat] .
Had dat ook niet met je uitkering te maken?
Dat zal onbewust wel meegespeeld hebben.
We laten je rechtmatigheidsonderzoeksformulieren zien over de periode februari 2007 t/m april 2011. Heb jij die formulieren zelf ingevuld en ondertekend en waar deed je dat dan?
De formulieren die jullie mij laten zien zijn voor het grootste gedeelte door mij ingevuld en ondertekend. Ik deed dat in Hilversum. Een paar formulieren zijn door mijn dochter [betrokkene 4] ingevuld en ondertekend. Zij deed dat op mijn verzoek. Dat zijn de formulieren die betrekking hebben op oktober 2007; februari t/m mei 2008 en augustus 2008. De andere zijn door mij ondertekend.
Heb je deze formulieren expres verkeerd ingevuld en heb je expres niet aan de sociale dienst verteld dat je samenwoonde met [verdachte] en dat je in het buitenland verbleef.
Ja, ik kan moeilijk nee zeggen.
5. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 110005/11 van 21 juli 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , Bijlage E doorgenummerde pagina's 3-7.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [verdachte] , zakelijk weergegeven: Ik wil u zeggen dat ik een relatie heb met [betrokkene 1] (de politierechter begrijpt [betrokkene 1] ) en dat ik zielsveel van haar hou.
Ik wil alleen zeggen dat ik wist dat ze (de politierechter begrijpt [betrokkene 1] ) op een bepaald moment een uitkering ontving en wel voor een eenoudergezin.
Ik meen dat ik in februari 2010 ben teruggekeerd en ingetrokken bij [betrokkene 1] op de [b-straat] .
6. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 1100051 van 20 juli 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] , Bijlage F doorgenummerde pagina's 1-4.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [betrokkene 4] , zakelijk weergegeven:
Mijn moeder (de politierechter begrijpt [betrokkene 1] ), [verdachte] (de politierechter begrijpt [verdachte] ) en [betrokkene 2] zijn naar Duitsland gegaan. In Duitsland zijn mijn moeder en [verdachte] dacht ik twee keer verhuisd.
In maart 2010 is [verdachte] uit Duitsland teruggekomen en trok hij weer in op de [b-straat] . Vanaf maart 2010 woonde [verdachte] dus weer samen met mijn moeder.
Ik zag dat er op de [b-straat] ook post van [verdachte] kwam. Ik weet dat mijn moeder dat niet wilde, omdat ze anders gezeik zou krijgen, wat ze nu dus heeft.
De meeste formulieren voor de sociale dienst vulde mijn moeder in en ondertekende die. Ze kwam meestal een keer per maand naar Hilversum zodat ik mijn zusje en broertje kon zien, zij hier post kwam halen en dat soort dingen. Ik heb eerlijk gezegd ook wel eens zo'n formulier ingevuld en ondertekend. Ik denk dat ik misschien een keer of zes zo'n formulier heb ingevuld en de handtekening van mijn moeder heb nagemaakt. Ik deed dat altijd in overleg met mijn moeder. Ze vertelde dan dat ze die week naar Nederland kwam en als dat niet zou kunnen, dan vroeg zij mij om het formulier voor haar in te vullen en te ondertekenen. De reden dat ik die formulieren voor haar invulde of dat zij deze zelf invulde, was omdat zij anders bang was de uitkering kwijt te raken.
De Honda heeft [verdachte] gekocht voor mijn moeder. Volgens mij vertelde [verdachte] mij een keer dat mijn moeder vanwege haar uitkering de auto niet op haar naam kon krijgen. Zowel [verdachte] als mijn moeder vertelden mij dat [verdachte] zich niet bij mijn moeder kon laten inschrijven omdat dat problemen zou opleveren met de uitkering. Voor zover ik weet zou de uitkering dan worden stopgezet.
7. Geschriften, te weten kopieën van rechtmatigheidsformulieren W.W.B. op naam van [betrokkene 1] , over de periode van 31 juli 2007 tot en met 1 september 2009, doorgenummerde pagina's 125-136 en 139-160.
Deze geschriften houden onder meer in, zakelijk weergegeven:
De volgende vraag
Hebben zich in deze periode verder nog omstandigheden voorgedaan die u niet kunt aangeven op dit formulier en die wel van belang zijn voor de hoogte van uw uitkering, dient u deze omstandigheden binnen drie werkdagen door te geven via het in uw bezit zijnde wijzigingsformulier.
Deze geschriften zijn voorzien van een handtekening na de zinsnede "Ondergetekende(n) verklaart/verklaren alle op dit formulier voorkomende gegevens naar waarheid te hebben verstrekt en geen andere voor de verstrekking van de uitkering van belang zijnde gegevens te hebben verzwijgen"."
2.3.2.
Voorts heeft het Hof in zijn arrest het navolgende bewijsmiddel opgenomen:
"Proces-verbaal Uitkeringsfraude, op ambtseed opgemaakt op 20 oktober 2011 door de verbalisant [verbalisant 1] .
Tijdens een waarneming op 7 april werd een Range Rover, voorzien van kenteken [AA-00-AA] rijdend gezien in de nabijheid van de woning van [betrokkene 1] (pagina 10). Tijdens de doorzoeking van de woning van [betrokkene 1] aan de [a-straat 1] zijn in de Range Rover met kenteken [AA-00-AA] medicijnen aangetroffen van de verdachte (pag. 16).
Op 14 juli 2011 zag de collega van sociale recherche Friesland dat de Range Rover met kenteken [AA-00-AA] geparkeerd stond voor de receptie van park [A] . Zij zag dat een man, gelijkend op de GBA foto van verdachte [verdachte] , zich bevond achter de balie van de receptie van dit park.
Op 16 juli 2011 zag de collega van de sociale recherche Friesland dat de Range Rover met kenteken [AA-00-AA] geparkeerd stond bij huisje [...] van dit park (pag. 11).
In de periode 3 mei 2011 tot en met 17 mei 2011 vonden er op 26 dagen op wisselende tijden 42 observaties plaats bij de woning van [betrokkene 1] . Tijdens 42 observaties is de Range Rover met kenteken [AA-00-AA] in totaal 40 keer aangetroffen (pag. 11).
In de periode 23 juni 2011 tot en met 15 juli 2011 vonden erop 13 dagen op wisselende tijden 15 observaties plaats bij de woning van [betrokkene 1] . Tijdens 42 observaties is de Range Rover met kenteken [AA-00-AA] in totaal 5 keer aangetroffen (pag. 11)."
2.3.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring het volgende overwogen:
"Bespreking van een in hoger beroep gevoerd verweer
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken voor de periode april 2011 tot en met juni 2011, omdat de verdachte een maand in detentie heeft gezeten en hij aansluitend in het vakantiepark in Friesland heeft gewoond, zodat het gezamenlijk hoofdverblijf in de genoemde periode niet op de [b-straat] of [a-straat] kan zijn geweest.
Het Hof overweegt als volgt. De medeverdachte [betrokkene 1] heeft bij de sociale recherche verklaard dat de verdachte in maart 2010 definitief is teruggekomen naar Hilversum en bij haar is komen wonen aan de [b-straat] . De dochter van [betrokkene 1] heeft een gelijkluidende verklaring afgelegd en heeft voorts verklaard dat zowel [betrokkene 1] als de verdachte tegen haar hebben gezegd dat de verdachte zich niet kon inschrijven op het adres van [betrokkene 1] , omdat dat problemen met de uitkering zou opleveren. De verdachte heeft erkend dat hij ervan op de hoogte was dat [betrokkene 1] een eenouderuitkering ontving. Gelet op voormelde omstandigheden acht het hof aannemelijk dat de verdachte en [betrokkene 1] vanaf maart 2010 een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd. De omstandigheid dat de verdachte gedurende een aantal weken, te weten van 16 april 2011 tot en met 14 mei 2011, in detentie heeft verbleven, doet daar niet aan af. In de periode van 3 mei tot en met 16 juli 2011 zijn door de sociale recherche diverse observaties gedaan waarbij is geconstateerd dat een Range Rover met kenteken [AA-00-AA] , waar de verdachte in reed, bij de woning aan de [b-straat] en na 27 mei 2001 bij de [a-straat] is aangetroffen. De getuige [betrokkene 5] , eigenaar van een vakantiepark [A] in [...] , heeft op 19 juli 2011 verklaard dat de verdachte zijn werkzaamheden daar sinds ongeveer een maand weer is begonnen en dat sindsdien de medeverdachte [betrokkene 1] en de kinderen in de weekenden op het vakantiepark verblijven. Het hof ziet, gelet op deze feiten, geen reden om de periode die door de rechtbank bewezen is verklaard, te bekorten."
2.4.
Aangezien de bewezenverklaring, voor zover behelzende dat de verdachte "tezamen en in vereniging met een ander" in de periode van 1 maart 2007 tot 1 oktober 2009 in strijd met een zijn medeverdachte bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, niet kan worden afgeleid uit de bewijsvoering van het Hof is de uitspraak in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
20 juni 2017.