Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.Beoordeling van de aanvraag
27 juni 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 juni 2017 uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van een vonnis van de Kantonrechter in Rotterdam. De aanvrager was eerder veroordeeld voor het in staat van dronkenschap belemmeren van het verkeer en voor openbare dronkenschap. De Kantonrechter had de aanvrager op 3 juni 2014 veroordeeld tot een geldboete van € 240,- of 4 dagen hechtenis. De aanvrager heeft in hoger beroep een vrijspraak gekregen voor de openbare dronkenschap, maar is niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen de veroordeling voor het belemmeren van het verkeer. De aanvraag tot herziening is ingediend op basis van de vrijspraak in de andere zaak, waarbij de aanvrager stelde dat er sprake was van tegenstrijdige uitspraken die niet te verenigen zijn. De Hoge Raad oordeelde echter dat de aanvraag niet kon slagen, omdat de vrijspraak in de andere zaak niet als een gegeven kon worden aangemerkt dat de herziening rechtvaardigde. De Hoge Raad concludeerde dat de aanvraag kennelijk ongegrond was en heeft deze afgewezen.