Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
20 juni 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, waarbij de verdachte was veroordeeld voor het rijden onder invloed en het besturen van een motorrijtuig met een geschorst rijbewijs. De Hoge Raad heeft op 20 juni 2017 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 15/05598. De verdachte had eerder al veroordelingen op zijn naam staan, maar de Hoge Raad oordeelde dat de eerdere veroordeling voor het besturen van een motorrijtuig met een geschorst rijbewijs ten tijde van het bewezen verklaarde feit nog niet onherroepelijk was. Dit leidde tot de vraag of de eerdere veroordelingen relevant waren voor de strafmotivering. De Hoge Raad concludeerde dat het niet de precieze aard van de delict was die bepalend was, maar dat de verdachte eerder onherroepelijk was veroordeeld voor strafbare feiten. De overwegingen van het Hof konden worden gelezen met weglating van bepaalde woorden die als kennelijke misslag waren opgenomen. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad volgde deze conclusie. Het beroep werd dan ook verworpen zonder nadere motivering, aangezien het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.