In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 februari 2017 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De zaak betreft besluiten van de Minister van Defensie, waarbij aan de belanghebbende geen toestemming werd verleend om met verlof te gaan en de uitbetaling van zijn bezoldiging werd stopgezet. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep dateert van 10 november 2016 en betreft de nummers 15/5180 AW en 15/5846 AW.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie onderzocht. Volgens artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie kan de Hoge Raad alleen kennisnemen van cassatieberoepen tegen uitspraken van de administratieve rechter als dit bij wet is bepaald. In dit geval is er geen wettelijke bepaling die het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep mogelijk maakt. Daarom heeft de Hoge Raad besloten dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk is.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 3 februari 2017, waarbij de raadsheer C. Schaap als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, en in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.