ECLI:NL:HR:2017:1623

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 augustus 2017
Publicatiedatum
10 augustus 2017
Zaaknummer
17/02586
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 augustus 2017 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een aan de belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2013. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie niet tijdig is ingediend. De griffier van het Gerechtshof had op 11 april 2017 een afschrift van de uitspraak aan de partijen verzonden, en de termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde op 23 mei 2017. Het beroepschrift is echter pas op 29 mei 2017 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen, wat betekent dat het niet binnen de wettelijke termijn van zes weken is ingediend.

De griffier van de Hoge Raad heeft de belanghebbende op 1 juni 2017 in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom de beroepstermijn was overschreden. De argumenten die de belanghebbende in zijn brief van 14 juni 2017 aanvoert, zijn door de Hoge Raad niet als voldoende geacht om aan te nemen dat de belanghebbende niet in verzuim is geweest. Gezien deze omstandigheden heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

De Hoge Raad heeft verder geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gewezen door de raadsheren J. Wortel, Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, met F. Treuren als waarnemend griffier.

Uitspraak

11 augustus 2017
nr. 17/02586
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 6 april 2017, nr. 16/00166, betreffende een aan belanghebbende voor het jaar 2013 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Blijkens de zich in het procesdossier van het Hof bevindende brieven heeft de griffier van het Hof een afschrift van die uitspraak aangetekend aan partijen verzonden op 11 april 2017.
Blijkens een door de griffier van de Hoge Raad op het beroepschrift in cassatie gestelde aantekening is dit beroepschrift op 29 mei 2017 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen.
Het beroepschrift in cassatie is derhalve niet ontvangen binnen de in artikel 6:7 Awb gestelde termijn van zes weken, die in het onderhavige geval eindigde op 23 mei 2017. Het is evenmin tijdig ingediend in de zin van artikel 6:9, lid 2, Awb.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 1 juni 2017 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. Hetgeen belanghebbende in zijn brief van 14 juni 2017 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Gelet op het hiervoor overwogene moet het beroep in cassatie niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2017.