ECLI:NL:HR:2017:172

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 februari 2017
Publicatiedatum
7 februari 2017
Zaaknummer
15/03819
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht over verzuim van het Hof te beslissen op verzoek tot toevoeging van stukken aan het dossier in een strafzaak

In deze zaak gaat het om een klacht van de verdachte over het verzuim van het Hof om te beslissen op een (voorwaardelijk) verzoek tot toevoeging van stukken aan het dossier. De Hoge Raad oordeelt dat het verzoek betrekking heeft op de artikelen 328, 331 en 415 van het Wetboek van Strafvordering, en dat nu de aan dit verzoek verbonden voorwaarde is vervuld, een uitdrukkelijke beslissing op dit verzoek vereist was. Het Hof heeft echter geen beslissing genomen, noch in het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep, noch in het bestreden arrest. Dit verzuim leidt tot nietigheid op grond van artikel 330 in verbinding met artikel 415 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, om opnieuw te worden berecht en afgedaan. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige.

Uitspraak

7 februari 2017
Strafkamer
nr. S 15/03819
AGE/AJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 12 augustus 2015, nummer 21/009098-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.I. Takens, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, teneinde in zoverre op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1.
Het middel klaagt over 's Hofs afwijzing van het verzoek van de verdediging met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde tot voeging in het dossier van stukken.
3.2.1.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aldaar het woord gevoerd. De pleitnota van de raadsman van de verdachte houdt onder meer het volgende in:
"10. Onder feit 3 wordt cliënte verdacht van het medeplegen van witwassen. Cliënte ontkent zich aan dit feit schuldig gemaakt te hebben. De medeverdachte is inmiddels door uw Hof veroordeeld voor witwassen (er is zo begreep ik van mijn kantoorgenoot mr. Takens cassatie ingesteld). De medeverdachte beroept zich erop dat hij in beginsel legale werkzaamheden verrichtte (als plakker, stukadoor, personal trainer, handelaar in diverse goederen zoals telefoons en tv's), maar dat hij alleen geen belasting heeft afgedragen.
11. In de zaak van cliënte speelt eenzelfde probleem als in de zaak van de medeverdachte. Onder de medeverdachte zijn notities inbeslaggenomen, alleen zijn deze notities (en bonnen en facturen) niet aan het dossier toegevoegd. Daardoor is het allereerst voor uw Hof en voor de verdediging onmogelijk om te controleren of overzichten correct, conform de inhoud van de stukken zijn opgesteld en of de door de politie getrokken conclusies de juiste zijn.
12. Volgens de medeverdachte zouden de inbeslaggenomen notities (voor zover voor hem op basis van dit dossier verifieerbaar) geen betrekking hebben op hennepkwekerijen, maar aantekeningen betreffende de handel in goederen, berekeningen m.b.t. gewichten in verband met personal training, etc.
13. Bij gebreke aan een kopie van deze stukken is voor uw Hof en de verdediging onverifieerbaar of deze stukken wel aan de medeverdachte of cliënte toebehoorden, of een andere 'oorsprong' hebben/iemand anders toebehoren.
Het kan naar mening van de verdediging niet de bedoeling zijn dat de politie slechts in algemene zin melding maakt van het bestaan van bonnen en facturen, terzake een totaalbedrag noemt, maar vervolgens die bonnen en facturen niet aan het dossier voegt. Daarbij kan ik de rechtbank niet volgen in de overweging (vonnis, p. 6): "Dat er nog facturen zijn die niet of niet door verdachte of zijn vrouw betaald zijn of die niet van hen zijn, is niet aannemelijk gemaakt."
Dat acht ik een onmogelijke en ontoelaatbare omkering van de bewijslast:
- de bonnen en facturen worden niet aan het dossier gevoegd, zodat de inhoud daarvan thans niet controleerbaar is, zodat cliënte terzake ook niet gespecificeerd verweer kan voeren
- vervolgens wordt haar tegengeworpen dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat die bonnen niet door haar/of haar partner zijn betaald.
Primair: wegens gebrek aan controleerbaarheid, voor uw Hof, voor de verdediging, verzoek ik u in het kader van feit 3 een bedrag van € 21.432,45 buiten de bewezenverklaring te laten.
14. Daarnaast zijn de bonnen van belang voor het volgende. Cliënte heeft verklaard op zitting in eerste aanleg en ook vandaag dat zij niet beter weet dan dat medeverdachte zijn geld verdiende met legale werkzaamheden, waaronder het werken als stukadoor, personal trainer en handel in bepaalde goederen (niet zijnde verdovende middelen).
15. Als uit de stukken inderdaad blijkt - zoals de medeverdachte aan heeft gegeven - dat dit administratie van zijn legale werkzaamheden betreft dan levert dat een ondersteuning op van het standpunt van cliënte dat zij niet vermoedde en ook niet behoefde te vermoeden dat de gelden van haar toenmalige partner uit enig misdrijf afkomstig waren.
16. Er is in de tenlastegelegde periode gemiddeld € 25.000 per jaar op de bank gestort. Zo op het eerste oog lijken dit flinke bedragen te zijn. Het gaat echter om € 2000,- per maand. Dit lijkt de verdediging een doorsnee inkomen dat goed verdiend kan worden met de werkzaamheden die de medeverdachte verrichte. Daarbij is het zo dan in sommige branches veel contant wordt betaald. Het enkele gegeven dat er contant wordt betaald moet niet gelijk alle alarmbellen doen rinkelen bij cliënte. In tegendeel, er is niets mis met contant geld zolang er maar wel netjes belasting wordt betaald over deze gelden. Ook als de andere aankopen worden meegerekend dan komt de verdediging uit op een bestedingspatroon dat past bij werkzaamheden waarvan cliënte in ieder geval meende dat de medeverdachte die verrichtte.
17. Daarbij mag opgemerkt worden dat cliënte nog nooit belastingaangifte gedaan heeft in haar leven. Als hierover vragen worden gesteld door de rechtbank dan verklaart cliënte dat de werkgever toch belastingaangifte doet. In dat kader is het ook van belang om te benadrukken dat uit het dossier het beeld ontstaat dat de medeverdachte zeer dwingend is en dat zijn wil ook wet is. In hoeverre kan en moet er dan van cliënte gevergd worden dat zij doorvraagt over de herkomst van het geld?
18. Het standpunt is gelet op voorgaande dat uit het dossier niet kan volgen dat cliënte wist althans redelijkerwijs kon vermoeden dat de gelden afkomstig waren uit enig misdrijf. Het verzoek is dan ook om cliënte vrij te spreken.
19. Mocht uw Hof in raadkamer tot de conclusie komen dat cliënte wel wist van de eventuele criminele herkomst van gelden dan is verzoek om het onderzoek ter terechtzitting (te heropenen en) aan te houden, met de opdracht aan de Advocaat-Generaal om het dossier te completeren met de door de politie bedoelde notities / bonnen / facturen, teneinde cliënt in de gelegenheid te stellen om zich terzake (al dan niet via haar advocaat) uit te laten of die notities betrekking hebben op hennepteelt of juist op het zwarte werk van de medeverdachte. Dit bewijst immers naar mening van de verdediging dat cliënte terecht onder de veronderstelling verkeerde dat de medeverdachte op legale wijze zijn geld verdiende."
3.2.2.
Het Hof heeft ten laste van de verdachte onder 3 bewezenverklaard dat:
"zij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2012, in de gemeente Nijmegen, telkens tezamen en in vereniging met een ander voorwerpen, te weten:
- bedragen van in totaal 134.639,- euro (te weten contante stortingen op eigen rekening van haar, verdachte, en/of haar mededader), en
- een groot bedrag (te weten aankoopbedragen van luxe en/of op geld waardeerbare goederen en van factuurbedragen van afgenomen diensten en/of goederen), en
- een grote hoeveelheid voorwerpen, waaronder een auto en elektronica-artikelen en kleding, heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl zij en haar mededader wisten, dat bovenomschreven voorwerpen en bedrag onmiddellijk en/of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf."
3.2.3.
Het onder 3 bewezenverklaarde steunt onder meer op de volgende bewijsmiddelen:
"6. Het als bijlage bij het relaas proces-verbaal van 11 oktober 2013 gevoegde, in de wettelijke vorm door [verbalisant], brigadier van politie, regio Gelderland Zuid, opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 20 september 2013 (dossierpagina 85 e.v.), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Verdachte zou volgens de ontvangen gegevens aan toeslagen hebben ontvangen € 16.295 (periode 2008-2013).
Verdachte [verdachte] had drie motorvoertuigen:
- Citroën Xsara 1.6i, bj 1998 (tot 02-05-2013);
- Mercedes C220D sw, bj 1997 (februari 2008 tot heden);
- Fiat Punto, bj 2007 (van april 2013 tot heden).
Tussen januari 2008 en juni 2013 werd er, volgens de bankafschriften van verdachten [betrokkene 1] en [verdachte], op de diverse bankrekeningen gestort:
Met betrekking tot de contante stortingen eigen rekening:
2008: € 23.299
2009: € 23.640
2010: € 30.920
2011: € 23.875
2012: € 28.725
Verder blijkt uit de diverse aangetroffen facturen/kassabonnen dat er veel goederen werden gekocht door middel van contante betalingen, terwijl er geen (nihil) geldopnames hebben plaatsgevonden.
De uitgaven voor deze facturen zijn niet terug te leiden naar mutaties van de onderzochte rekeningafschriften.
Het ging veelal om facturen/kassabonnen van:
- Aankoop electronica;
- Onderhoud motorvoertuig(en);
- Bouwmarkten;
7. Het als bijlage bij het relaas proces-verbaal van 11 oktober 2013 gevoegde, in de wettelijke vorm door [verbalisant], brigadier van politie, regio Gelderland Zuid, opgemaakte proces-verbaal aanvraag machtiging leggen conservatoir beslag van 30 augustus 2013 (dossierpagina 113 e.v.), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant, zakelijk, weergegeven:
Gebleken is dat er door verdachten [betrokkene 1] en [verdachte] tussen november 2007 en juni 2013 contant geld werd uitgegeven voor diverse, veelal luxe artikelen.
Contante stortingen:
2007: € 4.180,-."
3.2.4.
Het Hof heeft ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde het volgende overwogen:
"Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij van haar man, medeverdachte [betrokkene 1], telkens contante bedragen kreeg om de vaste lasten en boodschappen van te betalen. Verdachte ging er van uit dat deze bedragen door [betrokkene 1] waren verdiend met zijn werk als stukadoor, personal trainer en/of met handel in telefoons en televisies en dergelijke. Zij heeft ter zitting van het hof verklaard dat zij hem daar verder nooit naar heeft gevraagd.
Verdachte heeft op 20 juni 2013 tegenover de politie verklaard dat zij werkzoekende was en dat [betrokkene 1] ook geen werk had. Voorts verklaarde zij toen dat zij beiden geen uitkering ontvingen. Verdachte wilde niet antwoorden op de vraag hoe zij aan inkomsten kwamen.
Het hof zal verdachte houden aan deze bij de politie afgelegde verklaring. Zij heeft ook nu nog geen concrete gegevens of informatie verstrekt om haar standpunt te onderbouwen dat het legale inkomsten betrof, zoals waar [betrokkene 1] stukadoors-werkzaamheden verrichtte of bij welke sportschool hij dan als personal trainer werkte.
Niet betwist is dat verdachte in de tenlastegelegde periode contante bedragen die zij van [betrokkene 1] kreeg, op hun bankrekening(en) heeft gestort.
Uit het proces-verbaal van bevindingen financieel 002, van 20 september 2013, volgt dat in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2012 de volgende contante stortingen zijn gedaan:
Jaar Bedrag
2008 € 23.299,-
2009 € 23.640,-
2010 € 30.920,-
2011 € 23.875,-
2012 € 28.725,-
In 2007 is een contante storting gedaan van € 4.180,-.
Totaal is derhalve in de tenlastegelegde periode een bedrag van € 134.639,- aan contante stortingen gedaan.
In de tenlastegelegde periode werden door verdachte en [betrokkene 1] voorts goederen, zoals elektronica, een auto, spullen bij een bouwmarkt, gekocht door middel van contante betalingen.
Onderzoek van de rekeningafschriften hebben geen mutaties aan het licht gebracht die een verklaring voor deze uitgaven geven. In de tenlastegelegde periode van zes jaren is slechts twee keer been bedrag van € 40,- opgenomen.
Nu geen legale bron van de inkomsten van verdachte en haar medeverdachte [betrokkene 1] aannemelijk is geworden terwijl door verbalisanten is gerelateerd dat er wel facturen zijn aangetroffen die verband lijken te houden met het kweken van hennep, kan, het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat de bedragen en voorwerpen van misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte hiervan op de hoogte was. Dat de bedoelde facturen en notities niet aan het dossier zijn toegevoegd, doet daar niet aan af. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid te twijfelen van hetgeen de verbalisanten daarover hebben gerelateerd."
3.3.
Het hiervoor onder 3.2.1 sub 19 weergegeven verzoek tot voeging in het dossier van "de door de politie bedoelde notities / bonnen / facturen" is een verzoek als bedoeld in art. 328 Sv in verbinding met art. 331 Sv en art. 415 Sv om toepassing te geven aan art. 315 Sv. Nu blijkens het hiervoor onder 3.2.4 weergegevene de aan het verzoek verbonden voorwaarde is vervuld, was een uitdrukkelijke beslissing op dit verzoek vereist. Noch het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep noch het bestreden arrest houdt evenwel een beslissing van het Hof in op dit verzoek. Dat verzuim heeft ingevolge art. 330 Sv in verbinding met art. 415 Sv nietigheid tot gevolg.
3.4.
Het middel is gegrond.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en E.F. Faase, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 februari 2017.