ECLI:NL:HR:2017:2272

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 september 2017
Publicatiedatum
7 september 2017
Zaaknummer
16/05678
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ondertoezichtstelling van een kind en informatievoorziening door de moeder

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 september 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van een kind. De moeder, verzoekster tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag. De ondertoezichtstelling was gebaseerd op het feit dat de moeder haar kind nog niet had ingelicht over de identiteit van de vader en het kind nog niet met de vader in contact had gebracht. De vraag die aan de Hoge Raad werd voorgelegd, was of er minder ingrijpende maatregelen mogelijk waren dan ondertoezichtstelling.

De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank en het gerechtshof, waaruit blijkt dat de moeder in het verleden niet adequaat heeft gehandeld in het belang van het kind. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, konden niet leiden tot cassatie, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de moeder verworpen, waarmee de ondertoezichtstelling in stand blijft. Deze uitspraak benadrukt het belang van het informeren van kinderen over hun ouders en de verantwoordelijkheden van ouders in het kader van de zorg voor hun kinderen.

Uitspraak

8 september 2017
Eerste Kamer
16/05678
LZ/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO HAAGLANDEN, locatie Den Haag,
gevestigd te Den Haag,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.M. van Asperen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en de raad.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak C/09/499130/JE RK 15-2119 van de rechtbank Den Haag van 30 november 2015;
b. de beschikking in de zaak 200.186.459/01 van het gerechtshof Den Haag van 24 augustus 2016.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raad heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de moeder heeft bij brief van 23 juni 2017 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
8 september 2017.