ECLI:NL:HR:2017:2328

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 september 2017
Publicatiedatum
12 september 2017
Zaaknummer
14/06202
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgingskwesties van Belgische rechtspersoon inzake niet toegestane bestrijdingsmiddelen en overschrijding redelijke termijn in cassatiefase

In deze zaak gaat het om de vervolging van een Belgische rechtspersoon wegens de invoer en aflevering van in Nederland niet toegestane bestrijdingsmiddelen, zoals geregeld in de Bestrijdingsmiddelenwet 1962. De Hoge Raad behandelt het cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 24 november 2014 uitspraak deed in deze strafzaak. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij de advocaat J.L. Baar namens de verdachte middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vermindering van de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

De Hoge Raad oordeelt dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase is overschreden. Dit is het gevolg van het feit dat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. De Hoge Raad stelt vast dat er meer dan twee jaren zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, wat leidt tot de conclusie dat de redelijke termijn is overschreden. Dit heeft tot gevolg dat de aan de verdachte opgelegde geldboete van € 20.000,-, waarvan € 10.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, moet worden verminderd.

De overige middelen die zijn ingediend door de verdachte kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk besluit de Hoge Raad om de bestreden uitspraak te vernietigen, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde geldboete, en vermindert deze naar € 19.000,-, waarvan € 10.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het beroep wordt voor het overige verworpen.

Uitspraak

12 september 2017
Strafkamer
nr. S 14/06202 E
NA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, Economische Kamer, van 24 november 2014, nummer 20/001697-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte 1], gevestigd te [plaats].

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.L. Baar, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vermindering van de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het zesde middel

2.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
2.2.
Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde geldboete van € 20.000,-, waarvan € 10.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

3.Beoordeling van de overige middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde geldboete;
vermindert de geldboete in die zin dat deze € 19.000,- bedraagt, waarvan € 10.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is vastgesteld op 29 augustus 2017 en gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 september 2017.