ECLI:NL:HR:2017:2354

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 september 2017
Publicatiedatum
14 september 2017
Zaaknummer
17/02549
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 september 2017 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie met nummer 17/02549. Het beroep was ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 19 april 2017, betreffende navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, alsook de daarbij gegeven boetebeschikkingen en beschikkingen inzake belastingrente. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en vastgesteld dat het beroep onbevoegdelijk was ingesteld. Dit was het gevolg van het feit dat de indiener van het beroepschrift niet had voldaan aan een verzoek van de griffier om een bewijsstuk van de aan hem verstrekte volmacht of een verklaring van degene namens wie hij het beroep had ingesteld. Hierdoor heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk is.

De Hoge Raad heeft verder geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken, waarbij de raadsheer J. Wortel als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren. De waarnemend griffier F. Treuren was ook aanwezig tijdens de uitspraak.

Uitspraak

15 september 2017
Nr. 17/02549
Arrest
gewezen op het door
[A]te
[Q]ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 19 april 2017, nrs. BK‑16/00362 en BK-16/00363, betreffende navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroep in cassatie is volgens het beroepschrift ingesteld namens [X] te [Z].
Bij aangetekende brief van 31 mei 2017, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door de indiener van het beroepschrift opgegeven adres, heeft de griffier van de Hoge Raad de indiener van het beroepschrift verzocht binnen vier weken na de dagtekening van deze brief een bewijsstuk van de aan hem verstrekte volmacht tot het indienen van het beroepschrift in cassatie over te leggen, dan wel een verklaring van degene namens wie hij beroep in cassatie heeft ingesteld, dat deze daarmee instemt. De indiener van het beroepschrift is evenwel in gebreke gebleven aan dat verzoek te voldoen. Daarom gaat de Hoge Raad ervan uit dat het beroep in cassatie onbevoegdelijk is ingesteld, en zal de Hoge Raad om die reden het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2017.