Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Slotsom
5.Beslissing
19 september 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 september 2017 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met bijzondere voorwaarden. Het Hof had bepaald dat de bijzondere voorwaarde, die inhield dat de verdachte geen contact mocht hebben met zijn levensgezel en een andere persoon, dadelijk uitvoerbaar was. De Hoge Raad herhaalt in zijn uitspraak relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak (ECLI:NL:HR:2015:537) met betrekking tot de motiveringsverplichting voor de dadelijke uitvoerbaarheid van bijzondere voorwaarden. De Hoge Raad oordeelt dat het arrest van het Hof niet voldoet aan deze motiveringsverplichting, omdat niet blijkt dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De Hoge Raad besluit om de zaak zelf af te doen en vernietigt het bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden, maar verwerpt het beroep voor het overige. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij het opleggen van dadelijke uitvoerbaarheid van bijzondere voorwaarden in strafzaken.