ECLI:NL:HR:2017:2396

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 september 2017
Publicatiedatum
19 september 2017
Zaaknummer
16/03717
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van bijzondere voorwaarden in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 september 2017 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met bijzondere voorwaarden. Het Hof had bepaald dat de bijzondere voorwaarde, die inhield dat de verdachte geen contact mocht hebben met zijn levensgezel en een andere persoon, dadelijk uitvoerbaar was. De Hoge Raad herhaalt in zijn uitspraak relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak (ECLI:NL:HR:2015:537) met betrekking tot de motiveringsverplichting voor de dadelijke uitvoerbaarheid van bijzondere voorwaarden. De Hoge Raad oordeelt dat het arrest van het Hof niet voldoet aan deze motiveringsverplichting, omdat niet blijkt dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De Hoge Raad besluit om de zaak zelf af te doen en vernietigt het bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden, maar verwerpt het beroep voor het overige. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij het opleggen van dadelijke uitvoerbaarheid van bijzondere voorwaarden in strafzaken.

Uitspraak

19 september 2017
Strafkamer
nr. S 16/03717
CeH/LBS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 11 juli 2016, nummer 21/001679-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M. van Stratum, advocaat te Nootdorp, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

2.Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1.
Het middel klaagt dat het Hof toepassing heeft gegeven aan art. 14e, eerste lid, Sr en heeft bevolen dat de gestelde bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar is.
3.2.1.
Het Hof heeft de verdachte ter zake van zware mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel [betrokkene 1], veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met de bijzondere voorwaarde als in het arrest omschreven. Het dictum van het bestreden arrest houdt dienaangaande het volgende in:
"Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf (...) niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte (...) gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren (...) de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde gedurende de proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met [betrokkene 1] en [betrokkene 2].
Beveelt dat voormelde voorwaarde dadelijk uitvoerbaar is."
3.2.2.
Het Hof heeft ten aanzien van de strafoplegging onder meer het volgende overwogen:
"Het hof acht een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit.
Daarnaast zal het hof (...) aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde verbinden van een verbod contact te hebben met [betrokkene 1] en [betrokkene 2]. Het hof zal deze bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar verklaren, nu het bewezenverklaarde feit gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen."
3.3.
Art. 14e, eerste lid, Sr luidt:
"De rechter kan bij zijn uitspraak, ambtshalve of op vordering van het openbaar ministerie, bevelen dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn, indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen."
3.4.
Een rechterlijke uitspraak mag in de regel pas ten uitvoer worden gelegd nadat zij onherroepelijk is geworden. De in art. 14e Sr voorziene uitzondering op deze regel met betrekking tot de dadelijke uitvoerbaarheid van de op grond van art. 14c Sr gestelde bijzondere voorwaarden kan voor de veroordeelde verstrekkende gevolgen hebben. Mede gelet daarop zal de rechter in de motivering van zijn bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid ervan blijk dienen te geven zich ervan te hebben vergewist dat aan de in art. 14e Sr gestelde voorwaarden is voldaan. (Vgl. HR 10 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:537, NJ 2015/236.)
3.5.
Het bestreden arrest voldoet niet aan deze motiveringsverplichting nu uit hetgeen hiervoor onder 3.2.2 is weergegeven niet zonder meer volgt dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
3.6.
Het middel is terecht voorgesteld. De Hoge Raad zal de zaak zelf afdoen en voormeld bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid vernietigen.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, doch uitsluitend ten aanzien van het bevel dat de in de bestreden uitspraak vermelde bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar is;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 september 2017.