ECLI:NL:HR:2017:2405

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 september 2017
Publicatiedatum
19 september 2017
Zaaknummer
15/05390
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betekeningsperikelen in strafzaken en de rechtsgeldigheid van appeldagvaardingen

In deze zaak gaat het om de rechtsgeldigheid van de betekening van een appeldagvaarding aan de verdachte. De Hoge Raad behandelt de vraag of het adres dat in de appelakte is opgegeven, achterhaald is door een later door de verdachte opgegeven adres, zoals blijkt uit de ID-staat SKDB. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie, met name ECLI:NL:HR:2002:AD5163, met betrekking tot artikel 588 van het Wetboek van Strafvordering. Het Hof had geoordeeld dat de appeldagvaarding rechtsgeldig was betekend, ondanks dat de verdachte niet ingeschreven stond in de Basisregistratie Personen (BRP) op het moment van de betekening. De Hoge Raad concludeert dat het Hof niet onbegrijpelijk heeft geoordeeld dat het eerder opgegeven adres van de verdachte niet meer als feitelijke woon- of verblijfplaats kon gelden, omdat dit was achterhaald door een latere opgave. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte, waarmee de beslissing van het Hof in stand blijft.

Uitspraak

19 september 2017
Strafkamer
nr. S 15/05390
CB/SSA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Den Haag van 4 augustus 2015, nummer 22/004097-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft O.J. Much, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot nietigverklaring van de dagvaarding in hoger beroep.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt over het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel van het Hof dat de appeldagvaarding rechtsgeldig is betekend. Het voert daartoe aan dat getracht had moeten worden de appeldagvaarding uit te reiken op het adres dat de verdachte in de akte instellen hoger beroep heeft doen opnemen.
2.2.
De bestreden uitspraak is bij verstek gewezen. Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich:
(i) een appelakte inhoudende dat de verdachte op 24 september 2014 hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis in eerste aanleg. De akte houdt in als adres van de verdachte: [a-straat] 157
B, Rotterdam;
(ii) het dubbel van de appeldagvaarding van de verdachte om te verschijnen op de terechtzitting van 4 augustus 2015;
(iii) een akte van uitreiking inhoudende dat voormelde appeldagvaarding op 29 juni 2015 tevergeefs is aangeboden op het adres [a-straat] 157
A, Rotterdam, vervolgens op 2 juli 2015 is uitgereikt aan de Griffier van de Rechtbank omdat "van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is" en op 2 juli 2015 een afschrift van de appeldagvaarding is verzonden naar het adres [a-straat] 157
A, Rotterdam;
(iv) een ID-staat SKDB van 2 juli 2015 onder meer inhoudende dat:
- van de verdachte in de periode van 4 maart 2014 tot 6 oktober 2014 in de BRP geen land en adres bekend zijn;
- de verdachte met ingang van 23 januari 2015 is "Vertrokken Onbekend Waarheen", en
- van de verdachte het adres [a-straat] 157
A, Rotterdam bekend is als laatst opgegeven woon- of verblijfplaats, met als datum registratie 23 juni 2015.
2.3.
Ingevolge art. 588, eerste lid aanhef en onder b sub 3, Sv wordt een dagvaarding uitgereikt aan de griffier indien de geadresseerde niet als ingezetene is ingeschreven in de BRP noch een feitelijke woon- of verblijfplaats van hem bekend is. Onbekendheid van een feitelijke woon- of verblijfplaats kan evenwel niet worden aangenomen, indien niet is getracht de uitreiking van de dagvaarding te doen plaatsvinden op het uit de stukken blijkend - voor de hand liggend en niet door een latere opgave achterhaald - adres dat redelijkerwijs als feitelijke woon- of verblijfplaats van de verdachte zou kunnen gelden (vgl. HR 12 maart 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5163, NJ 2002/317, rov. 3.24 sub b).
2.4.
In de bestreden uitspraak ligt als het oordeel van het Hof besloten dat de appeldagvaarding rechtsgeldig is betekend. In aanmerking genomen dat in de ID-staat SKDB, zoals hiervoor onder 2.2 sub (iv) weergegeven, het adres [a-straat] 157
Ate Rotterdam is vermeld als laatst opgegeven woon- of verblijfplaats met als datum van registratie 23 juni 2015, heeft het Hof kennelijk geoordeeld dat het door de verdachte - die noch ten tijde van het instellen van hoger beroep noch ten tijde van de betekening van de appeldagvaarding in de BRP was ingeschreven - bij het instellen van het hoger beroep opgegeven adres [a-straat] 157
Bte Rotterdam niet meer behoefde te worden aangemerkt als een uit de stukken blijkend adres dat redelijkerwijs als feitelijke woon- of verblijfplaats van de verdachte zou kunnen gelden, nu het was achterhaald door een latere opgave, die door het Hof kennelijk is opgevat als door de verdachte zelf gedaan, hetgeen - mede gelet op HR 10 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:27, NJ 2017/44 - niet onbegrijpelijk is, te weten door de opgave van voormeld adres [a-straat] 157
Ate Rotterdam. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
2.5.
Het middel faalt.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is vastgesteld op 29 augustus 2017 en gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en E.F. Faase, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 september 2017.