ECLI:NL:HR:2017:244

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 februari 2017
Publicatiedatum
15 februari 2017
Zaaknummer
16/04193
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
  • Y. Buruma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van veroordeling wegens verduistering en ne bis in idem

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2017 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een veroordeling wegens verduistering. De aanvrager was eerder door de Politierechter in de Rechtbank Utrecht op 10 maart 2010 veroordeeld tot een werkstraf van 70 uren, subsidiair 35 dagen hechtenis. De aanvraag tot herziening is ingediend op basis van het argument dat de aanvrager eerder al was veroordeeld door de Rechtbank Zutphen op 13 februari 2009 voor hetzelfde feit, wat zou leiden tot een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging van de aanvrager.

De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd dat de aanvraag gegrond is en dat het vonnis van de Politierechter vernietigd moet worden. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en geoordeeld dat de aanvraag tot herziening gegrond is. De Hoge Raad heeft besloten om om redenen van doelmatigheid de verwijzing achterwege te laten en heeft de Officier van Justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de aanvrager.

De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat de eerdere veroordeling van de aanvrager niet kan standhouden, gezien de eerdere veroordeling voor hetzelfde feit. Dit arrest benadrukt het belang van het ne bis in idem-beginsel, dat voorkomt dat iemand voor hetzelfde feit meerdere keren kan worden vervolgd.

Uitspraak

14 februari 2017
Strafkamer
nr. S 16/04193 H
CeH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Utrecht van 10 maart 2010, nummer 16/446290-09, ingediend door P. Scholte, advocaat te Amsterdam, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "verduistering" veroordeeld tot een werkstraf van 70 uren, subsidiair 35 dagen hechtenis.

2.De aanvraag tot herziening

2.1.
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2.
De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv. In de aanvraag wordt daartoe aangevoerd dat de aanvrager bij vonnis van de Rechtbank Zutphen van 13 februari 2009 in de zaak met parketnummer 06/460526-08 is veroordeeld ter zake van onder meer hetzelfde feit als ter zake waarvan de aanvrager bij het onder 1 genoemde vonnis in de zaak met parketnummer 16/446290-09 is veroordeeld. Indien de Politierechter die het vonnis heeft gewezen waarvan herziening wordt verzocht, met die veroordeling bekend was geweest, zou dat hebben geleid tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging van de aanvrager.

3.De conclusie van de Advocaat-Generaal

De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag gegrond zal verklaren, het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Utrecht van 10 maart 2010 zal vernietigen en de Officier van Justitie niet-ontvankelijk zal verklaren in de vervolging in de zaak met parketnummer 16/446290-09.

4.Beoordeling van de aanvraag

4.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
4.2.
Op de door de Advocaat-Generaal in haar conclusie vermelde gronden moet het in de aanvraag aangevoerde worden aangemerkt als een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv. De aanvraag is dus gegrond. Omdat na verwijzing geen ander oordeel mogelijk zal zijn dan dat het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Utrecht van 10 maart 2010 zal worden vernietigd en de Officier van Justitie alsnog niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vervolging, zal de Hoge Raad om redenen van doelmatigheid deze verwijzing achterwege laten en de Officier van Justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;
vernietigt het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Utrecht van 10 maart 2010;
verklaart de Officier van Justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van de aanvrager ter zake van het in de zaak met parketnummer 16/446290-09 tenlastegelegde.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 februari 2017.