Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.De conclusie van de Advocaat-Generaal
4.Beoordeling van de aanvraag
5.Beslissing
14 februari 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2017 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een veroordeling wegens verduistering. De aanvrager was eerder door de Politierechter in de Rechtbank Utrecht op 10 maart 2010 veroordeeld tot een werkstraf van 70 uren, subsidiair 35 dagen hechtenis. De aanvraag tot herziening is ingediend op basis van het argument dat de aanvrager eerder al was veroordeeld door de Rechtbank Zutphen op 13 februari 2009 voor hetzelfde feit, wat zou leiden tot een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging van de aanvrager.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd dat de aanvraag gegrond is en dat het vonnis van de Politierechter vernietigd moet worden. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en geoordeeld dat de aanvraag tot herziening gegrond is. De Hoge Raad heeft besloten om om redenen van doelmatigheid de verwijzing achterwege te laten en heeft de Officier van Justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de aanvrager.
De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat de eerdere veroordeling van de aanvrager niet kan standhouden, gezien de eerdere veroordeling voor hetzelfde feit. Dit arrest benadrukt het belang van het ne bis in idem-beginsel, dat voorkomt dat iemand voor hetzelfde feit meerdere keren kan worden vervolgd.