Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
26 september 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 september 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De verdachte, geboren in 1980, was eerder vrijgesproken van foltering, maar werd wel veroordeeld voor medeplegen van mishandeling. Dit gebeurde tijdens zijn functie als gevangenisbewaarder in het Korrektie Instituut Aruba, waar hij samen met medeverdachten een gedetineerde heeft geslagen en geschopt terwijl deze geboeid was. Het Openbaar Ministerie heeft cassatie ingesteld tegen de vrijspraak van foltering, waarbij het middel van cassatie is voorgesteld. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de vrijspraak en terugwijzing van de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof voor herbehandeling.
De Hoge Raad heeft de klachten van het Openbaar Ministerie over de vrijspraak van foltering beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de gronden die zijn vermeld in een eerder uitgesproken arrest (ECLI:NL:HR:2017:2390) niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt daarmee de beslissing van het Hof. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst, Y. Buruma, A.L.J. van Strien en M.J. Borgers, in aanwezigheid van de griffier S.P. Bakker.