ECLI:NL:HR:2017:2478

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 september 2017
Publicatiedatum
26 september 2017
Zaaknummer
16/00680
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rijden onder invloed en ongeldigverklaring rijbewijs in verband met alcoholslotprogramma

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 26 januari 2016 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1974. De verdachte was aangeklaagd voor rijden onder invloed van alcohol, zoals geregeld in artikel 8.2 aanhef onder a van de Wegenverkeerswet 1994. Daarnaast was er een ongeldigverklaring van het rijbewijs van de verdachte, omdat hij geen gehoor had gegeven aan een besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) om onderzoek te doen naar zijn rijgeschiktheid. Dit onderzoek zou kunnen resulteren in deelname aan het alcoholslotprogramma. De zaak roept vragen op over de samenloop van strafrechtelijke en bestuursrechtelijke trajecten en de vraag of het Openbaar Ministerie (OM) niet-ontvankelijk kan worden verklaard in zijn vervolging op grond van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht.

De Hoge Raad heeft op 26 september 2017 geoordeeld dat het Hof terecht heeft vastgesteld dat de enkele mogelijkheid van een latere oplegging van deelname aan het alcoholslotprogramma niet automatisch leidt tot niet-ontvankelijkheid van het OM in zijn vervolging. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte, waarbij de Advocaat-Generaal P.C. Vegter had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De beslissing van de Hoge Raad is genomen zonder nadere motivering, aangezien het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

26 september 2017
Strafkamer
nr. S 16/00680
ABG/EC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 26 januari 2016, nummer 21/004960-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A.R. Maarsingh, advocaat te Deventer, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 september 2017.