ECLI:NL:HR:2017:2492

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 september 2017
Publicatiedatum
26 september 2017
Zaaknummer
15/04567
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vermindering van de opgelegde gevangenisstraf wegens overschrijding van de redelijke termijn in cassatiefase

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 september 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1976, had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof, waarbij hij een gevangenisstraf van zeven jaren was opgelegd. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet voldoende had gemotiveerd waarom het was afgeweken van het standpunt van de verdediging over de overschrijding van de redelijke termijn. Dit was in strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden. Gezien deze overschrijding heeft de Hoge Raad besloten om zelf de zaak af te doen en de opgelegde gevangenisstraf te verminderen van zeven jaren naar zes jaren en zes maanden. De overige middelen in het beroep werden verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

26 september 2017
Strafkamer
nr. S 15/04567
CeH/SG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 15 september 2015, nummer 23/001201-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M. Berndsen, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de benadeelde partijen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] heeft J. Bravo Mougán, advocaat te Amsterdam, verweerschriften ingediend.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en te dien aanzien tot zodanige op art. 440 Sv berustende beslissing als de Hoge Raad gepast voorkomt, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het vijfde en het zesde middel

2.1.
Het vijfde middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd in het bijzonder de redenen op te geven waarom het is afgeweken van een door de verdediging naar voren gebracht uitdrukkelijk onderbouwd standpunt inzake de overschrijding van de redelijke termijn. Het zesde middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
2.2.
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 7.4, 7.5 en 8.2 zijn de middelen terecht voorgesteld.
2.3.
De Hoge Raad zal zelf de zaak afdoen. Een en ander moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zeven jaren.

3.Beoordeling van de overige middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze zes jaren en zes maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 september 2017.