Naar aanleiding van deze conclusies heeft de Advocaat-Generaal het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) verzocht om een 'review' van het destijds door R. Visser, arts en patholoog bij het NFI, opgemaakte rapport dat het Hof mede tot het bewijs heeft gebezigd (bewijsmiddel 7). Dat heeft geleid tot een nadere rapportage door V. Soerdjbalie-Maikoe, arts en forensisch patholoog bij het NFI. Dit rapport houdt onder meer in:
"Commentaar op het als bijlage gevoegde 'second opinion' deskundigenrapport van drs. F.R.W. van de Goot en de daarin voorgestelde nieuwe inzichten.
Ondergetekende onderschrijft de interpretaties en conclusies van dr. F.R.W. van de Goot, grotendeels niet.
- Volgens dr. van de Goot zijn de bevindingen naar moderne maatstaven onvoldoende om verstikking door adembelemmering te suggereren.
Dat is onjuist. Er zijn letsels aan de mond en hals gebleken die kunnen duiden op verstikking door ademwegbelemmering. Dit heeft niets te maken met moderne maatstaven. Die zijn er niet ten aanzien van dit onderwerp.
- Uit aanvullend onderzoek van dr. van de Goot zou een hartspierziekte (ontsteking van de hartspier) zijn gebleken. Volgens ondergetekende was er geen hartspierontsteking in het onderhavige geval. Volgens de leerboeken, de recente literatuur en zoals gedragen wordt door de werkgroep cardiovasculairepathologie in Nederland, is er pas dan sprake van een hartspierontsteking als er zowel toename te zien is van het aantal ontstekingscellen (lymfocyten) in en rondom de hartspiercellen (cardiomyocyten) als ook evident zichtbaar verval van de hartspiercellen (cardiomyocytolysis). Deze obligate combinatie van lichtmicroscopische afwijkingen is ook bij herbeoordeling van de microscopiepreparaten niet aanwezig. Hierdoor wordt de door dr. van de Goot gesuggereerde hartspierontsteking door ondergetekende en door A. Maes die de coupes heeft medebeoordeeld, niet onderschreven.
- Volgens dr. van de Goot heeft de longbloeding geen kenmerken dat het bij leven was opgelopen. Volgens ondergetekende was er evidente bloeduitstorting zichtbaar in de rechterlong, zowel macroscopisch als microscopisch. Het is dus een bij leven opgelopen bloeduitstorting in de long met de betekenis zoals beschreven in de 'interpretatie' hierboven.
Conclusie
Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer], oud 6 jaren, kan het intreden van de dood goed worden verklaard door algehele weefselschade door zuurstoftekort in de vitale organen, ten gevolge van bij leven doorgemaakt samendrukkend geweld op de hals.
Bij leven opgelopen uitwendig mechanisch geweld met daardoor belemmering van de ademhalingsfunctie met daardoor optreden van (algeheel) zuurstofgebrek kan aan het intreden van de dood hebben bijgedragen.
Bij leven opgelopen uitwendig inwerkend geweld op de bovenste luchtwegen zoals (af)drukken van de mond kan aan belemmering van de zuurstofvoorziening van vitale organen een bijdrage hebben geleverd.
Een andere doodsoorzaak (van ziekelijke of toxicologische aard) is op grond van de sectiebevindingen, niet gebleken.
Voorts zijn er aan het lichaam tekenen van eerder ingenomen etsende stof vastgesteld.
De bevindingen in het sectierapport, destijds opgemaakt door dr. R. Visser, worden onderschreven door ondergetekende.
De bevindingen in het deskundigenrapport, opgemaakt door dr. F.R.W. van de Goot, worden niet onderschreven door ondergetekende. Er was geen hartspierontsteking en er zijn (ook anno 2016) geen nieuwe inzichten of aanvullende onderzoeken ten aanzien van de bevindingen/doodsoorzaak bij [slachtoffer]."