3.2.De uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd, houdt ten aanzien van de strafbaarheid van de aanvraagster, voor zover hier van belang, het volgende in:
"Dissociatieve stoornis en vijfde deskundige
Voor de terechtzitting van 27 november 2013 zijn door twee ambulante deskundigen rapporten opgemaakt. Deze rapporten zijn besproken met de deskundigen ter terechtzitting van 27 november 2013. Echter bij de beraadslaging in raadkamer bleken bij de rechtbank nog vragen te rijzen ten aanzien van de conclusie, dat de verdachte in een dusdanige dissociatieve toestand was geraakt, dat ze volledig ontoerekeningsvatbaar moest worden geacht.
Bij tussenvonnis van 19 december 2013 heeft de rechtbank het onderzoek ter terechtzitting heropend. De verdachte is vervolgens onderzocht in het Pieter Baan Centrum. De conclusies van de deskundigen in het Pieter Baan Centrum waren tegengesteld aan die van de ambulante deskundigen. Er was bij de verdachte geen sprake van een dissociatieve toestand. De verdachte moet volledig toerekeningsvatbaar worden geacht.
Rapporten ambulante deskundigen
Door de psychiater, drs. P.C.A. van der Graaff, is omtrent de verdachte rapport opgemaakt d.d. 1 juli 2013 en 3 november 2013. Dit houdt onder meer het volgende in:
Bij de verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een cognitieve stoornis Niet Anderszins Omschreven (hierna NAO) met daarnaast een intelligentie op zwakbegaafd niveau. Tevens is er sprake van een kwetsbare persoonlijkheid met afhankelijke en ontwijkende trekken. Ten tijde van het delict was sprake van een dissociatieve stoornis NAO met depressieve stemming, depersonalisatie en derealisatie die ontstaan is doordat de verdachte is onderworpen aan de geestelijke en fysieke mishandeling en indoctrinatie door de medeverdachte gedurende de aan het delict voorafgaande weken. Zij kreeg vanuit deze bijzondere omstandigheden een grote psychische drang om het delict te plegen. Er was voor haar geen andere mogelijkheid dan het delict te plegen. De verdachte moet als volledig ontoerekeningsvatbaar beschouwd worden. De omstandigheden waren dermate uitzonderlijk dat de kans op recidive als laag moet worden ingeschat.
Door de psycholoog, drs. B.Y. van Toorn is rapport opgemaakt d.d. 12 juni 2013 en 15 november 2013. Dit houdt onder meer het volgende in:
Bij de totstandkoming van het ten laste gelegde is sprake geweest van een combinatie van structurele kwetsbaarheid, beperkte weerbaarheid, afhankelijkheid en de neiging om op spanningen te reageren met dissociatieve symptomen en met toenemende cognitieve desorganisatie. In combinatie met de wekenlange mishandelingen, intimidaties, bedreigingen en zeer ernstig seksueel geweld heeft dit uiteindelijk geleid tot een dissociatief toestandsbeeld waarbij de verdachte de grip op de werkelijkheid en haar handelen kwijt raakte en volledig verloor toen de medeverdachte dreigde haar kinderen te zullen vermoorden. Het dissociatief toestandsbeeld ten tijde van het ten laste gelegde heeft er toe geleid dat zij niet meer in staat was zelfstandig afwegingen te maken en haar handelen dienovereenkomstig te sturen, waardoor zij op dat moment vanuit de beschreven pathologie, geen andere keuze meer had dan te gehoorzamen aan de opdracht van de medeverdachte. Op basis hiervan is het advies om de verdachte als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen. De kans op recidive is laag.
Rapport Pieter Baan Centrum
De psychiater M.J. van Haaren heeft een rapport over de verdachte opgemaakt d.d. 23 mei 2014. Dit houdt onder meer het volgende in:
In diagnostische zin is er bij de verdachte geen sprake van een psychotische, een stemmings- of angststoornis. Op basis van het relaas van de verdachte ten aanzien van de periode voorafgaand aan het ten laste gelegde, zou zij wekenlang ernstig (fysiek, geestelijk en seksueel) zijn mishandeld, hetgeen zij als traumatisch ervoer. Op basis van de onderzoeksgesprekken komen echter geen aanwijzingen naar voren voor de actuele aanwezigheid van een depressieve stoornis of posttraumatische stoornis, noch voor het bestaan van deze stoornissen in de aanloop tot én ten tijde van het ten laste gelegde.
Afgaande op verdachtes laatste verklaring was het bewustzijn van de verdachte in de aanloop tot het ten laste gelegde wel vernauwd; zij kon slechts denken aan haar kinderen, die zij moest beschermen door het latere slachtoffer te vermoorden.
Deze bewustzijnsvernauwing zou verklaard kunnen worden vanuit de grote psychische druk die de verdachte door de dreigementen ervoer, maar heeft als zodanig geen pathologisch karakter. Bij de verdachte kan niet worden gesproken van een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens.
De psycholoog P.A.E.M.T. Cremers heeft een rapport over de verdachte opgemaakt d.d. 23 mei 2014. Dit houdt onder meer het volgende in:
Uit uitgebreid intelligentieonderzoek en neuropsychologisch onderzoek zijn geen beperkingen naar voren gekomen. De in het ambulante onderzoek gestelde diagnose 'zwakbegaafdheid' (hoewel Van Toorn die diagnose in haar aanvullend onderzoek heeft laten vallen) kan dan ook niet worden bevestigd. Dat geldt ook voor de cognitieve stoornis NAO. Er konden geen cognitieve functiestoornissen worden vastgesteld en er zijn evenmin aanwijzingen voor dissociatieve stoornissen. Vanuit het persoonlijkheidsbeeld is de verdachte niet verhoogd gevoelig voor dissociatieve toestanden of stoornissen. Ook van een posttraumatische stressstoornis is niets gebleken. Het ten laste gelegde lijkt dan ook niet door een dissociatieve stoornis veroorzaakt. Dat de verdachte in angst was, zich klein voelde en dat geluiden harder klonken, is vanuit de optiek van grote angst en hetgeen zij van plan was te gaan doen te begrijpen. Hoewel er mogelijk sprake is geweest van een verkokering van het denken, lijkt het niet waarschijnlijk dat ze vanuit haar angst is gedissocieerd.
De psycholoog en psychiater komen gezamenlijk tot de volgende conclusie:
Op basis van het onderhavige onderzoek kan bij de verdachte niet worden gesproken van een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in engere zin. Er bestaan geen aanwijzingen voor een persoonlijkheidsstoornis of voor pathologische persoonlijkheidstrekken. Evenmin zijn er stoornissen in de gewetensontwikkeling, impulscontrole, agressieregulatie en frustratietolerantie gevonden. Er is evenmin sprake van een dissociatieve stoornis. Geadviseerd wordt de verdachte volledig toerekeningsvatbaar te achten. De verdachte moet ten tijde van het delict in staat worden geacht de wederrechtelijkheid van haar gedrag in te zien en daarnaar te handelen.
Standpunt van de verdediging
Namens de verdachte is aangevoerd dat niet bepaald kan worden op basis waarvan aan het ene persoonlijkheidsonderzoek meer waarde zou moeten worden toegekend dan aan het andere. Alle deskundigen zijn door justitie benoemd. Bovendien is het onderzoek van het Pieter Baan Centrum gebrekkig, nu daar niet de SCID-D test is afgenomen.
De verdediging heeft primair verzocht de behandeling aan te houden en een vijfde deskundige te benoemen die gespecialiseerd is in dissociatieve stoornissen.
Subsidiair heeft de verdediging bepleit om de conclusies van de eerste deskundigen over te nemen, de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te achten en derhalve te ontslaan van alle rechtsvervolging.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich verzet tegen een aanhouding.
De verdachte is uitgebreid onderzocht en geobserveerd. Het benoemen van een vijfde deskundige heeft geen meerwaarde. Alle onderzoekers zijn bevraagd en hebben ter terechtzitting uitgebreid een toelichting kunnen geven. De SCID-D test meet slechts het bestaan van een dissociatieve stoornis op het moment van het onderzoek. Echter alle deskundigen zijn het met elkaar eens dat er ten tijde van hun onderzoek en ook thans geen sprake is van een dissociatieve toestand of stoornis bij de verdachte.
Nu duidelijk is dat er geen sprake was en is van een dissociatieve of enige andere stoornis moet de verdachte volledig toerekeningsvatbaar worden geacht.
Oordeel van de rechtbank
De SCID-D test, zo heeft de rechtbank ter zitting van de deskundigen begrepen, voor zover deze al met die test bekend waren, zal alleen als diagnosemiddel kunnen dienen wanneer een dissociatieve stoornis actueel is. Alle deskundigen zijn het met elkaar eens dat in de huidige situatie geen sprake is van een dissociatieve toestand of stoornis bij de verdachte. Voor zover de raadsvrouw heeft aangevoerd dat het afnemen van de SCID-D test standaard is bij het vaststellen van een dissociatieve stoornis merkt de rechtbank op, dat geen van de deskundigen die de verdachte hebben onderzocht de betreffende test ooit heeft gebruikt.
De deskundigen van het Pieter Baan Centrum hebben niet alleen een nieuw onderzoek verricht en op basis daarvan een rapport opgesteld, maar ook hebben zij kennis genomen van de uitkomsten van het eerste onderzoek. De resultaten daarvan zijn betrokken bij het door hen uitgevoerde onderzoek en de daaruit voortvloeiende conclusies. Zij hebben de verdachte bevraagd op symptomen van een dissociatieve stoornis in het verleden en ten tijde van het delict en hebben daarvoor geen aanwijzingen gevonden. Desondanks hebben zij de screeningstesten DisQ en DES uitgevoerd. Uit deze testen zijn evenmin uitkomsten gekomen die zouden wijzen op een dissociatieve stoornis op een eerder moment.
De deskundigen van het Pieter Baan Centrum beschrijven dezelfde omstandigheden als de eerdere deskundigen, waarin de verdachte ten tijde van het plegen van het delict verkeerde, maar labelen dat niet als een dissociatieve toestand. Ter zitting hebben zij toegelicht dat het eventueel verkeren in een dissociatieve toestand, bovendien niet betekent dat erbij iemand sprake is van een stoornis.
De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de vakbekwaamheid van de deskundigen van het Pieter Baan Centrum, hun wijze van onderzoek en de juistheid van hun toelichting en ziet derhalve geen aanleiding om de zaak aan te houden voor het benoemen van een vijfde deskundige. Alle deskundigen zijn ter terechtzitting uitvoerig bevraagd naar hun onderzoek, hun bevindingen en conclusies.
De rechtbank wijst het primaire verzoek van de verdediging af, neemt de gezamenlijke conclusie van de deskundigen van het Pieter Baan Centrum over dat bij de verdachte geen sprake was van een dissociatieve toestand op basis waarvan de strafbaarheid zou komen te vervallen en acht de verdachte volledig toerekeningsvatbaar voor het door haar gepleegde feit."