Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede middel
3.Beoordeling van het derde middel
4.Slotsom
5.Beslissing
3 oktober 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarbij de verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden voor onder andere wederrechtelijke vrijheidsberoving. De verdachte heeft cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat E.E.W.J. Maessen. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vermindering van de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over grondslagverlating en bewijsmotivering verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. Echter, het derde middel, dat betrekking had op de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, werd gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelde dat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden, wat leidde tot de conclusie dat de opgelegde gevangenisstraf moest worden verminderd. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en deze verminderd naar 28 maanden. Het beroep werd voor het overige verworpen.