ECLI:NL:HR:2017:2546

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 oktober 2017
Publicatiedatum
4 oktober 2017
Zaaknummer
16/01222
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met valse sleutels en de kwalificatie daarvan in het strafrecht

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarbij de verdachte was veroordeeld voor diefstal met valse sleutels, zoals bedoeld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad behandelt de klacht van de verdachte over de kwalificatie van de gebruikte sleutels als 'valse sleutels'. De Advocaat-Generaal, G. Knigge, concludeert tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad oordeelt dat het middel niet tot cassatie kan leiden. Dit is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad constateert echter dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden, aangezien er meer dan twee jaar zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Dit leidt tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zeven maanden naar zes maanden en twee weken. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verwerpt het beroep voor het overige. De uitspraak is gedaan op 3 oktober 2017 door de vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren V. van den Brink en M.J. Borgers, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg.

Uitspraak

3 oktober 2017
Strafkamer
nr. S 16/01222
SLU
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 3 september 2015, nummer 20/002007-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A.R. Kellermann, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zeven maanden.

4.Slotsom

Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze zes maanden en twee weken beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 oktober 2017.