ECLI:NL:HR:2017:2551

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 oktober 2017
Publicatiedatum
5 oktober 2017
Zaaknummer
17/02542
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdige betaling van griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 oktober 2017 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een belanghebbende uit Marokko tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De zaak betreft een besluit van de Sociale Verzekeringsbank ingevolge de Algemene Ouderdomswet, waarbij de belanghebbende niet tijdig het verschuldigde griffierecht heeft betaald. De griffier van de Hoge Raad heeft de belanghebbende op 29 juni 2017 gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld. Ondanks deze waarschuwing is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn voldaan. Op 2 augustus 2017 heeft de griffier de belanghebbende opnieuw in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken te reageren op het niet tijdig betalen van het griffierecht. Deze termijn eindigde op 30 augustus 2017, maar de belanghebbende heeft hier geen gebruik van gemaakt. De brief die op 5 september 2017 is ingekomen, werd als te laat beschouwd en buiten beschouwing gelaten. Hierdoor heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad heeft geen termen gezien voor een veroordeling in de proceskosten en heeft bepaald dat het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 124 aan hem zal worden teruggegeven.

Uitspraak

6 oktober 2017
nr. 17/02542
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z], Marokko (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 21 april 2017, nr. 14/5936 AOW, betreffende een besluit van de Sociale verzekeringsbank ingevolge de Algemene Ouderdomswet.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Belanghebbende heeft niet gekozen voor een domicilieadres in Nederland.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 29 juni 2017 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet binnen de gestelde termijn voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 2 augustus 2017, welke brief eveneens per gewone post is verzonden aan het door belanghebbende opgegeven adres in het buitenland, in de gelegenheid gesteld binnen vier weken na de dagtekening van deze brief mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Die termijn eindigde op 30 augustus 2017. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid niet tijdig gebruik gemaakt. De op 5 september 2017 bij de Hoge Raad ingekomen brief wordt als te laat ingekomen buiten beschouwing gelaten.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2017.
Het door belanghebbende als griffierecht betaalde bedrag van € 124 wordt door de griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven.