ECLI:NL:HR:2017:2577

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 oktober 2017
Publicatiedatum
10 oktober 2017
Zaaknummer
16/02458
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een arrest inzake belaging en stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 oktober 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor belaging, waarbij het Hof had geoordeeld dat er sprake was van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangever, [betrokkene 1]. De verdachte had in de periode van 16 januari 2013 tot en met 1 maart 2013 herhaaldelijk contact gezocht met de aangever en diens omgeving, waarbij hij negatieve uitlatingen deed over de zoon van de aangever, [betrokkene 2]. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de gedragingen van de verdachte als stelselmatig konden worden gekwalificeerd. De Hoge Raad concludeerde dat het oordeel van het Hof niet begrijpelijk was, gezien de aard en intensiteit van de gedragingen, en vernietigde de bestreden uitspraak. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij de vaststelling van stelselmatige inbreuken op de persoonlijke levenssfeer, zoals bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

10 oktober 2017
Strafkamer
nr. S 16/02458
CeH/SA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 26 april 2016, nummer 23/002587-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het derde middel

3.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring voor zover inhoudende dat de verdachte wederrechtelijk stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [betrokkene 1] niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
3.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstippen in de periode van 16 januari 2013 tot en met 1 maart 2013 in de gemeente Haarlem wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [betrokkene 1] , met het oogmerk [betrokkene 1] te dwingen iets te doen en/of te dulden, immers heeft hij de werkgever van en de echtgenote van [betrokkene 1] , gebeld en/of bezocht en aldaar een verhaal afgestoken over de tot over zijn oren verslaafde zoon [betrokkene 2] en een brief (d.d. 21 februari 2013) verstuurd aan [betrokkene 3] , de werkgever van de echtgenote van [betrokkene 1] , met als inhoud onder meer negatieve uitlatingen over de zoon van [betrokkene 1] (drugsgebruiker en criminele vrienden) en de receptie van [A] , in welk pand de fysiotherapiepraktijk van [betrokkene 1] voornoemd is gevestigd, gebeld en bezocht en zich vervelend/negatief geuit over de zoon van [betrokkene 1] en daar een brief afgegeven aan de receptioniste [betrokkene 4] gericht aan/voor [betrokkene 1] en daarbij opgemerkt dat de receptioniste die brief ook moest lezen en een brief (d.d. 22 februari 2013) gezonden aan het BIG-register met daarin onder meer de vraag of [betrokkene 1] in het BIG-register is ingeschreven."
3.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal met nummer 2013018789-1 van 10 april 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] .
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van aangever [betrokkene 1] :
Ik wil aangifte doen van stalking door [verdachte] , welke woonachtig is in perceel [a-straat 1] te Haarlem. [verdachte] woont op de eerste verdieping. Mijn zoon [betrokkene 2] is bevriend met [betrokkene 5] . [betrokkene 5] is met zijn partner [betrokkene 6] woonachtig op de tweede verdieping van perceel [a-straat 1] te Haarlem. Vanaf het moment dat [betrokkene 5] en zijn partner daar 3 jaren geleden zijn komen wonen hebben zij doorlopend conflicten met hem.
Op 16 januari 2013 belde [verdachte] naar de receptie van [A] te Haarlem. In dit pand is mijn fysiotherapiepraktijk gevestigd. Diezelfde dag belde hij mijn echtgenote op haar mobiele nummer. Zij bevond zich op dat moment in Londen. Zonder zijn naam te willen zeggen, stak [verdachte] tegen haar een verhaal af over "mijn criminele verleden en over mijn tot zijn kruin aan drugs verslaafde zoon, met zijn louche praktijkjes". Mijn vrouw was daar geschrokken en ontdaan van. Mijn zoon studeert rechten aan de Universiteit van Amsterdam en heeft samen met 2 medestudenten een bedrijfje in kleine juridische dienstverlening.
Op 12 februari 2013 belde [verdachte] weer naar de receptie van mijn praktijk en stak toen hetzelfde verhaal nogmaals af. Diezelfde middag heb ik hem gebeld, hem aangegeven dat dit het enige gesprek zou zijn en verzocht concreet te formuleren wat hij nou precies van mij wilde. Na twee maal zijn bekende verhaal te hebben afgekapt, kwam hij uiteindelijk met de eis dat hij "dat joch hier niet meer wilde zien". Met andere woorden: [verdachte] eiste dat mijn zoon niet meer in de woning van zijn vriend [betrokkene 5] zou komen. Ik antwoordde hierop dat mijn zoon 22 jaar oud is en gaat en staat waar hij wil, dus dat ik hem daarin niet ter wille kon zijn. Hierop gaf [verdachte] aan dat "de vader duidelijk met hetzelfde sop was overgoten als de criminele zoon en dat hij door zou gaan met wat hij noemde "naming en shaming".
Op 18 februari 2013 belde [verdachte] de werkgever van mijn vrouw, [betrokkene 3] , tegenover wie hij zich op dezelfde lasterlijke wijze uitliet.
Op 19 februari 2013 verscheen [verdachte] aan de balie van [B] welk bedrijf is gevestigd in perceel [b-straat 1] te Haarlem. Daar begon hij ook over mijn zoon. Mijn zoon zou een drugs gebruikende crimineel zijn met louche zaakjes en criminele vrienden.
Op 21 februari 2013 verscheen [verdachte] voor de balie van [A] en gaf aan de receptioniste, [betrokkene 4] , een aan mij gerichte brief met daarin een brief aan het BIG-register, een open register waar alle werkzame zorgverleners geregistreerd staan. Hij drukte de receptioniste op het hart toch vooral de brief zelf ook te lezen.
Aangezien [verdachte] mijn hele gezin lastig valt, inclusief de werkkring van mij en mijn vrouw, vind ik dat [verdachte] te ver gaat, schade toebrengt aan mijn reputatie en mijn zoon in zijn eer en goede naam aantast. Verder wil ik verklaren dat [verdachte] door zijn gedrag diverse malen inbreuk heeft gemaakt op mijn persoonlijke levenssfeer, kennelijk met het doel om te voorkomen dat mijn zoon zijn vriend bezoekt op het adres [a-straat 1] te Haarlem.
2. Een proces-verbaal met nummer 2013018789-8 van 26 september 2013 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] .
Op donderdag 26 september 2013 heb ik, als hulpofficier van justitie, een mondelinge klacht ontvangen terzake van stalking.
De klacht werd gedaan door [betrokkene 1] , geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats] .
3. Een proces-verbaal met nummer 2013-018789-4 van 27 april 2013 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] .
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [betrokkene 4] :
Ik ben werkzaam in de functie van receptioniste bij [A] te Haarlem. Op 12 februari 2013 was ik aan het werk. Ik had op een gegeven moment telefonisch contact met een man die zich voorstelde als [verdachte] . Hij had naar [A] gebeld en begon tegen mij te spreken over een privékwestie met betrekking tot [betrokkene 1] en diens zoon en deed allerlei vervelende uitspraken over [betrokkene 1] en diens zoon. Ik deelde hem mee dat dit niet voor mijn oren bestemd was. Ondanks diverse pogingen om het gesprek netjes te beëindigen, lukte mij dat niet.
Op 21 februari 2013 stond er een man bij mij aan de balie. Hij vroeg mij of [betrokkene 1] aanwezig was. Toen ik hem antwoordde dat dit niet het geval was, gaf hij mij een brief en zei dat ik die brief ook zeker moest lezen. Ik heb de brief aangenomen en in het postvakje van [betrokkene 1] gelegd.
4. Een proces-verbaal met nummer 2013018789-6 van 29 juni 2013 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] .
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de verdachte:
(V: vragen verbalisanten, A: antwoord van de verdachte)
A: Ik wil het nu over het beweerde misdrijf hebben.
V: Kunt u iets vertellen over een aanleiding?
A: Ik heb zelf inlichtingen ingewonnen en onderzoek naar de daders gedaan waarvan ik het slachtoffer ben geworden. Ik spreek de daders consequent aan op de misdrijven die zij jegens mij plegen. Ik geef van die misdrijven en overtredingen bij derden ruchtbaarheid aan.
V: Klopt het dat u contact hebt opgenomen met [betrokkene 1] .
A: Ja ik heb hem gevraagd of hij het normaal vindt dat zijn zoon die onder zijn dak woont en dat zijn louche bedrijfjes vanaf zijn adres plaatsvinden. Die bedrijfjes heten " [C] en [D] ". Die zoon terroriseert mij.
V: Wat heeft zijn vader daar mee te maken?
A: Zijn vader heb ik gevraagd of hij dat normaal vindt. Ik had het die moeder ook willen vragen maar die verbrak de verbinding en daarna heb ik de vader gebeld. Ik kende de naam van de zoon niet, maar door een onderzoek in te stellen binnen de grenzen van de wet heb ik de naam vastgesteld van de dader van wie ik het slachtoffer ben geworden. Ik heb dat gedaan, gedwongen door de noodtoestand waarin de politie mij heeft gebracht.
V: Wat bedoelt u daarmee?
A: Ik ben het slachtoffer van een reeks misdrijven waar de politie niets aan doet, onder meer gepleegd door [betrokkene 2] .
V: Hoe bent u aan het adres en telefoonnummer van zijn vader gekomen?
A: Dat staat gewoon op het internet.
V: Wat deed u toen, toen u dat wist?
A: Ik belde de vader op een tijdstip dat het hem niet uitkwam, 's middags 17.00 uur en toen heeft hij mij teruggebeld.
V: Heeft u hem ook op zijn werkadres benaderd?
A: Dat klopt, ik heb hem alleen maar daar benaderd. Ik heb er een brief afgegeven.
V: Klopt het dat u ook aan de balie van [B] bent geweest?
A: Ja, dat is juist. Degene die mij bedreigt, rijdt onder meer rond in een auto waarop met grote letters ' [B] ' staat. Dat was dus [betrokkene 2] . Ik heb daar een brief afgegeven.
5. Een proces-verbaal van verhoor door de raadsheer-commissaris van 13 januari 2016.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [betrokkene 3] :
Ik heb [verdachte] een keer ontmoet. Hij is toen bij mij in de winkel gekomen. Daarvoor had hij mij al een keer gebeld. Toen hij mij belde zei hij dat een crimineel in de auto van mijn bedrijf reed. Hij vroeg mij of ik dat wist. [verdachte] had het erover dat hij moeilijkheden met die jongen had. Na een periode stond opeens iemand in de winkel voor mij. Dat bleek [verdachte] te zijn. Hij probeerde iets te zeggen, maar ik zei dat ik er geen zin in had. Mijn bedrijf [B] is gevestigd te Haarlem.
6. Een proces-verbaal van verhoor door de raadsheer-commissaris van l3 januari 2016.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [betrokkene 7] :
Ik was met mijn man en mijn jongste zoon in Londen toen ik gebeld werd. Ik kreeg een hele tirade over mijn zoon die crimineel zou zijn en dat mijn zoon hem aangevallen zou hebben. Ik was overrompeld. Die man bleef maar doorgaan. Ik kon er amper tussenkomen. Ik vond het echt verschrikkelijk. Mijn zoon zou aan de drugs zijn. Ik heb geprobeerd het van mij af te zetten. Ik vond dat lastig.
Het volgende contact is geweest dat mijn baas tegen mij zei dat mijn zoon iemand lastig zou vallen en in mijn auto reed. [verdachte] was in de winkel geweest bij mijn baas nadat hij ook al een brief had geschreven aan mijn baas. Mijn baas is [betrokkene 3] .
Het heeft veel impact op ons leven. Als de universiteit van mijn zoon wordt aangeschreven en het BIG-register vraag je jezelf af: hoe ver gaat dit?
7. Een geschrift betreffende een kopie van een brief gedateerd 21 februari 2013 gericht aan [betrokkene 3] .
Dit geschrift houdt in, voor zover hier van belang:
[verdachte]
(...)
Geachte [betrokkene 3] ,
In het gesprek dat wij gisteren hadden vertelde U mij dat de ouders van [betrokkene 2] aangifte hebben gedaan wegens stalking. Ik juich dat buitengewoon toe. Hoe meer aandacht hun zoon - een drugsgebruiker - en zijn criminele vrienden krijgen van politie en justitie, hoe beter.
U meldde voorts dat U de eigenaar bent van de auto met het kenteken " [AA-00-BB] ". Dat maakt de toch al zeer beperkte kring van daders nog overzichtelijker.
Ongevraagd informeerde U mij nog hartelijke betrekkingen te onderhouden met de Haarlemse recherche. Het is plezierig te weten wie je over de vloer krijgt als je door Uw bedrijf werkzaamheden laat verrichten.
Ik wens U verder veel succes in de woninginrichtingbranche, waar het de komende tijd waarschijnlijk niet makkelijk zal zijn.
Met vriendelijke groet,
[handtekening]
8. Een geschrift betreffende een kopie van een brief gedateerd 21 februari 2013 gericht aan [betrokkene 1] .
Dit geschrift houdt in, voor zover hier van belang:
[verdachte]
(...)
Meneer,
Op 12 februari jl. heeft u mij rond 18 uur 35 gebeld over de reeks van misdrijven en overtredingen die uw zoon [betrokkene 2] - een drugsgebruiker - en zijn vrienden jegens mij hebben gepleegd en nog steeds plegen.
Tijdens bedoeld telefoongesprek heeft u vage bedreigingen aan mij gedaan, die u overigens niet bereid was te specificeren.
Voorts heeft u een volstrekt onbehoorlijke uitlating gedaan over mijn (vermeende) gezondheidstoestand.
Dit laatste is - naast andere gepaste actie - voor mij reden te onderzoeken of u als paramedicus tuchtrechtelijk kunt worden gecorrigeerd.
Met gepaste groet,
[handtekening]
9. Een geschrift betreffende een kopie van een brief gedateerd 22 februari 2013 gericht aan het BIG-register.
Dit geschrift houdt in, voor zover hier van belang:
[verdachte]
(...)
Geachte Heer, Mevrouw.
Kunt U mij meedelen of in het BIG-register is ingeschreven:
[betrokkene 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961, wonende [adres] .
En zo ja, welk orgaan oefent het tuchtrecht uit over de beroepsgroep waartoe hij behoort?
Bij voorbaat dank voor Uw bericht,
Hoogachtend,
[handtekening]"
3.2.3.
Het Hof heeft voorts het volgende overwogen:
"Het hof stelt op grond van de stukken uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
De verdachte heeft in een periode van anderhalve maand [betrokkene 1] diverse malen direct dan wel indirect benaderd. Hij heeft [betrokkene 1] , diens echtgenote en zowel de praktijk alwaar [betrokkene 1] werkzaam is als het bedrijf waar zijn echtgenote werkzaam is, gebeld en daarbij negatieve uitspraken gedaan over hun zoon [betrokkene 2] . Daarnaast heeft de verdachte zowel de werkplek van [betrokkene 1] als van zijn echtgenote bezocht en zich ook daar negatief uitgelaten over
[betrokkene 2] . Tot slot heeft hij een brief gestuurd aan de werkgever van de echtgenote van [betrokkene 1] waarin hij [betrokkene 2] een drugsgebruiker noemt met criminele vrienden en heeft hij een brief gestuurd aan het BIG-register met de vraag of [betrokkene 1] daar staat ingeschreven.
Wederrechtelijkheid van verdachtes handelen
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte gelet op bovengenoemde feiten wederrechtelijk gehandeld, nu de wijze waarop hij heeft getracht contact te leggen met de aangever en zijn omgeving in strijd is geweest met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betamelijk wordt geacht, gelet op de aard, de duur en de frequentie van verdachtes gedragingen en in het bijzonder gelet op de inhoud van de door hem aan de verschillende betrokkenen gedane beweringen over de zoon van de aangever.
Stelselmatige inbreuk
Ondanks de betrekkelijk korte periode en het beperkte aantal contacten, is het hof van oordeel dat, gelet op aard en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van [betrokkene 1] , de gedragingen zodanig zijn geweest dat sprake is van een stelselmatige inbreuk op diens persoonlijke levenssfeer. Dit met name gelet op de veelheid aan facetten van het persoonlijke leven van [betrokkene 1] waarop de verdachte invloed heeft gehad en de aard van de mededelingen die hij heeft gedaan, waardoor de contacten indringend waren, mede omdat aangever, anders dan de raadsvrouw heeft gesteld, niet de keuze heeft gehad om het (indirecte) contact door de verdachte niet te dulden.
Oogmerk
De verdachte heeft, blijkens de aangifte en verdachtes verklaring ter terechtzitting in hoger beroep, gehandeld met de bedoeling de ouders te vertellen over het gedrag van hun zoon en de aangever ertoe te bewegen diens zoon bij de woning van de bovenbuurman van de verdachte, [betrokkene 5] , weg te houden. De verdachte heeft de aangever tevens gedwongen tot het dulden van (indirect) contact met hem. Nu de verdachte doelbewust heeft gehandeld, is het oogmerk daarmee gegeven.
Conclusie
Het hof acht concluderend wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich aan de ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt. Dat de gedragingen van de verdachte hun oorzaak zouden vinden in beweerdelijke misdragingen van de zoon van de aangever, zoals de verdediging heeft aangevoerd, vormt daarvoor geen rechtvaardigingsgrond en doet aan dat oordeel derhalve niet af, nog daargelaten dat de juistheid van deze stelling van de verdachte binnen het bestek van deze strafzaak niet kan worden getoetst."
3.3.
In aanmerking genomen hetgeen de bewijsmiddelen inhouden in het bijzonder omtrent de aard en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van [betrokkene 1] is, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk het oordeel van het Hof dat sprake is van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer in de betekenis die daaraan toekomt in art. 285b Sr. De bewezenverklaring is daarom niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3.4
Het middel is terecht voorgesteld.

4.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 oktober 2017.