Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Beslissing
10 oktober 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een ontnemingsvordering die is ingesteld tegen een betrokkene die ten tijde van de bewezenverklaarde feiten, die aanleiding gaven tot de vordering, de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin de ontnemingsvordering werd behandeld. De betrokkene, geboren op 12 juni 1996, was betrokken bij de verkoop van cocaïne en heeft wederrechtelijk voordeel verkregen uit deze activiteiten. De behandeling van de ontnemingsvordering vond plaats achter gesloten deuren, conform artikel 488, tweede lid, en artikel 495b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat zaken met jeugdige verdachten in het belang van hun persoonlijke levenssfeer niet openbaar behandeld worden.
De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het Hof dat de zaak achter gesloten deuren moest worden behandeld, niet getuigt van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de beslissing van het Hof, waarbij het belang van de jeugdige verdachte voorop staat. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar de Hoge Raad volgt deze conclusie niet. De zaak is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de behandeling van ontnemingsvorderingen en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van jeugdige verdachten.