Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Ambtshalve beoordeling van de bestreden beschikking
3.Slotsom
4.Beslissing
10 oktober 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beklagprocedure betreffende de inbeslagneming van een personenauto, een Toyota Starlet, die onder de ex-vrouw en dochter van de klager was gelegd. De klager had op 1 augustus 2016 een klaagschrift ingediend bij de Rechtbank Overijssel, waarin hij verzocht om teruggave van de inbeslaggenomen auto. De Rechtbank heeft het klaagschrift op 5 oktober 2016 ongegrond verklaard. Tijdens de behandeling van de zaak werd door de Officier van Justitie medegedeeld dat de auto inmiddels was vernietigd vanwege hoge stallingskosten en de geringe waarde van het voertuig. De Hoge Raad oordeelt dat het beslag op de auto reeds was beëindigd ten tijde van de beslissing op het klaagschrift, waardoor de Rechtbank de klager niet-ontvankelijk had moeten verklaren in zijn beklag. De Hoge Raad vernietigt daarom de beschikking van de Rechtbank en verklaart de klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.