ECLI:NL:HR:2017:2628

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 oktober 2017
Publicatiedatum
13 oktober 2017
Zaaknummer
17/02800
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verstekverlening in digitale vorderingsprocedure met herstel van gebreken in procesinleiding

In deze zaak hebben de curatoren Mr. Koenraad Edwin Hubert de Klerk en Mr. Samira El Ayoub, in hun hoedanigheid als curatoren in het faillissement van [A] B.V., cassatieberoep ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De Klerk c.s. hebben op 14 juni 2017 een procesinleiding ingediend, maar deze vertoonde gebreken. De Hoge Raad heeft hen de gelegenheid gegeven om deze gebreken te herstellen. Op 25 augustus 2017 hebben zij een aanvullende procesinleiding ingediend, maar ook deze bleek niet volledig te zijn. De Hoge Raad heeft vervolgens een tweede oproepingsbericht gestuurd, dat op 31 augustus 2017 aan de verweerder is betekend. Echter, dit gebeurde na de uiterste verschijndatum die in de oorspronkelijke procesinleiding was vermeld.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de Klerk c.s. niet tijdig een nieuwe uiterste verschijndatum hebben aangezegd aan de verweerder, wat noodzakelijk is voor een goede procesorde. De Hoge Raad heeft daarom besloten dat de Klerk c.s. binnen twee weken een oproepingsexploot moeten uitbrengen waarin een nieuwe uiterste datum voor verschijning aan de verweerder wordt aangezegd. De nieuwe uiterste datum is vastgesteld op 10 november 2017. De Hoge Raad houdt verdere beslissingen aan totdat aan deze voorwaarden is voldaan.

Uitspraak

13 oktober 2017
Eerste Kamer
17/02800
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. Mr. Koenraad Edwin Hubert DE KLERK, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [A] B.V.,
wonende te Rijen, gemeente Gilze-Rijen,
2. Mr. Samira EL AYOUBI, curator pro se,
wonende te Vleuten, gemeente Utrecht,
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. B.I. Kraaipoel,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als De Klerk c.s. en [verweerder].

1.Het geding in cassatie

1.1
Met een op 14 juni 2017 ingediende procesinleiding (hierna ook: de oorspronkelijke procesinleiding) hebben De Klerk c.s. cassatieberoep ingesteld van het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 maart 2017 met zaaknummer 200.166.772.
De griffier van de Hoge Raad heeft aan De Klerk c.s. een oproepingsbericht doen toekomen.
De Klerk c.s. hebben het oproepingsbericht en de daarbij behorende procesinleiding op 27 juni 2017 bij exploot aan [verweerder] doen betekenen.
1.2
De Hoge Raad heeft aan De Klerk c.s. gelegenheid gegeven tot herstel van gebreken in de procesinleiding.
1.3
De Klerk c.s. hebben op 25 augustus 2017 een aanvullende procesinleiding ingediend (hierna ook: de aanvullende procesinleiding).
De griffier van de Hoge Raad heeft aan De Klerk c.s. een tweede oproepingsbericht doen toekomen.
De Klerk c.s. hebben het tweede oproepingsbericht en de daarbij behorende oorspronkelijke procesinleiding en aanvullende procesinleiding op 31 augustus 2017 bij exploot aan [verweerder] doen betekenen (hierna: het tweede exploot).
1.4
De Advocaat-Generaal L. Timmerman heeft op 22 september 2017 schriftelijk geconcludeerd en de Hoge Raad geadviseerd eiser in cassatie te bevelen om in een aangepaste procesinleiding een nieuwe verschijndatum te bepalen en deze aangepaste procesinleiding aan de verweerder binnen veertien dagen na de datum van het door de Hoge Raad gegeven bevel te betekenen.

2.Beoordeling van het verzoek tot verstekverlening

2.1
Het verzoek tot verstekverlening is gedaan in een zaak waarop het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing is zoals dat luidt sinds de inwerkingtreding op 1 maart 2017 van de regelgeving inzake digitaal procederen in vorderingszaken in cassatie (Besluit van 25 januari 2017, Stb. 2017, 16).
2.2
Art. 139 Rv bepaalt, voor zover hier van belang, dat, indien het oproepingsbericht is betekend, de verweerder niet in de procedure verschijnt en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, tegen de verweerder verstek wordt verleend.
2.3.1
In deze zaak kan nog geen verstek worden verleend en zal opnieuw gelegenheid worden gegeven een oproepingsexploot uit te brengen. Daartoe is het volgende redengevend.
2.3.2
Art. 30a lid 3, aanhef en onder c, Rv bepaalt, voor zover hier van belang, dat de procesinleiding de dag vermeldt waarop de verweerder ten laatste kan verschijnen (hierna: uiterste verschijndatum). De Klerk c.s. hebben in de oorspronkelijke procesinleiding als uiterste verschijndatum 19 juli 2017 vermeld. [verweerder] is niet verschenen.
2.3.3
De in deze zaak ingediende procesinleiding vertoonde gebreken. Deze gebreken hielden in dat de procesinleiding in strijd met art. 30a lid 3, aanhef en onder a, Rv niet de voornamen en de woonplaats van de eisers vermeldde, en in strijd met art. 30a lid 3, aanhef en onder b, Rv niet de woonplaats van de verweerder. Art. 120 lid 1 Rv bepaalt dat deze voorschriften op straffe van nietigheid in acht moeten worden genomen.
De Hoge Raad heeft overeenkomstig art. 30c lid 6 Rv aan De Klerk c.s. een termijn gegeven om die gebreken te herstellen. De Klerk c.s. hebben die gebreken vervolgens tijdig hersteld door middel van de op 25 augustus 2017 ingediende, hiervoor in 1.3 genoemde aanvullende procesinleiding.
2.3.4
Ingevolge art. 112 lid 1 Rv dient het oproepingsbericht, dat de griffier van de Hoge Raad ingevolge art. 111 lid 1 Rv na ontvangst van de procesinleiding aan de eiser stuurt onder bijvoeging van de in art. 111 lid 2 Rv bedoelde informatie, binnen twee weken na de dag van indiening aan de verweerder bij exploot te worden betekend, indien het niet eerst op andere wijze wordt bezorgd. Het stelsel van de wet brengt mee dat deze eis ook betrekking heeft op het geval waarin de griffier, nadat eiser is overgegaan tot herstel van gebreken, op de voet van art. 111 Rv een tweede oproepingsbericht met de daarbij behorende procesinleiding aan de eiser stuurt.
2.3.5
Door op 31 augustus 2017 het tweede exploot met het tweede oproepingsbericht en de daarbij behorende oorspronkelijke procesinleiding en aanvullende procesinleiding aan [verweerder] te doen betekenen, hebben De Klerk c.s. het (tweede) oproepingsbericht tijdig overeenkomstig art. 112 lid 1 Rv aan [verweerder] doen toekomen.
Het tweede exploot is (op 31 augustus 2017) echter uitgebracht na het verstrijken van de uiterste verschijndatum die in de oorspronkelijke procesinleiding is vermeld (19 juli 2017), terwijl in de aanvullende procesinleiding en in het tweede exploot geen nieuwe uiterste verschijndatum is vermeld.
2.3.6
In de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over de procesinleiding, het oproepings-bericht en het exploot is niet vermeld of de eiser aan de verweerder een nieuwe uiterste verschijndatum moet aanzeggen ingeval de eiser een herstelde procesinleiding bij de verweerder doet betekenen of op andere wijze doet bezorgen op een datum gelegen na de in de oorspronkelijke procesinleiding aangezegde uiterste verschijndatum. Dit brengt mee dat het niet vermelden van een nieuwe uiterste verschijndatum door art. 120 lid 1 Rv niet met nietigheid wordt bedreigd.
De eisen van een goede procesorde brengen evenwel mee dat de eiser in een geval als het onderhavige aan de verweerder een nieuwe uiterste verschijndatum dient aan te zeggen, opdat de rechter, indien de verweerder niet verschijnt, tegen hem verstek kan verlenen.
2.3.7
Op grond van het voorgaande zal aan De Klerk c.s. gelegenheid worden gegeven binnen twee weken na heden een oproepingsexploot te doen uitbrengen waarin aan [verweerder] een nieuwe uiterste datum voor verschijning wordt aangezegd. De Hoge Raad zal deze datum met overeenkomstige toepassing van art. 121 lid 2 Rv in verbinding met art. 30a lid 3, aanhef en onder c, Rv bepalen op vier weken na heden.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
bepaalt als nieuwe uiterste datum voor verschijning van [verweerder] 10 november 2017;
beveelt dat dit door De Klerk c.s. binnen twee weken na heden op hun kosten bij exploot aan [verweerder] wordt aangezegd;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, G. de Groot, M.V. Polak en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
13 oktober 2017.