Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
17 oktober 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het Openbaar Ministerie had cassatie ingesteld tegen de vrijspraak van de verdachte, die was beschuldigd van het rijden met een snelheid van 165 kilometer per uur op een weg waar de maximumsnelheid 80 kilometer per uur was. De vrijspraak was gebaseerd op de verklaring van een getuige die tijdens de zitting in hoger beroep had verklaard de bestuurder te zijn geweest. De Hoge Raad oordeelde dat de motivering van de vrijspraak onbegrijpelijk was, omdat de omstandigheid dat de getuige de bestuurder was, niet uitsloot dat de verdachte op het moment van de overtreding eigenaar of houder van het voertuig was. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling.
De zaak betreft een verkeersdelict waarbij de verdachte, geboren in 1966, werd beschuldigd van het overschrijden van de maximumsnelheid. De Hoge Raad concludeerde dat de vrijspraak niet kon standhouden, omdat de argumentatie van het Hof niet logisch was. De Hoge Raad benadrukte dat de status van de verdachte als eigenaar of houder van het voertuig niet automatisch vervalt door de verklaring van de getuige. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de beoordeling van getuigenverklaringen in verkeerszaken en de verantwoordelijkheden van bestuurders.