ECLI:NL:HR:2017:282

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 februari 2017
Publicatiedatum
17 februari 2017
Zaaknummer
16/00341
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onrechtmatige daad en zorgvuldigheid van onderzoek door Stichting Van Gogh Museum

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 februari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door een eiser, wonende in Duitsland, tegen de Stichting Van Gogh Museum, gevestigd in Amsterdam. De eiser had beroep in cassatie ingesteld tegen eerdere arresten van het gerechtshof Amsterdam, die op 16 september 2014 en 22 september 2015 waren gewezen. De Hoge Raad verwijst naar de vonnissen van de rechtbank Amsterdam van 24 juli 2013 en 8 januari 2014, die deel uitmaakten van het geding in feitelijke instanties. De eiser stelde dat de Stichting Van Gogh Museum onrechtmatig had gehandeld door onvoldoende zorgvuldigheid te betrachten bij het onderzoek naar een schilderij.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel waren aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), waaruit bleek dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep, werd door de Hoge Raad gevolgd.

In de beslissing werd de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Stichting Van Gogh Museum waren begroot op € 848,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak van de Hoge Raad werd openbaar uitgesproken door vice-president E.J. Numann.

Uitspraak

17 februari 2017
Eerste Kamer
16/00341
LZ/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats], Duitsland,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. A.H.M. van den Steenhoven,
t e g e n
STICHTING VAN GOGH MUSEUM,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaten: mr. D. Rijpma en mr. C.J.A. Seinen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en VGM.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/13/539635/HA ZA 13-428 van de rechtbank Amsterdam van 24 juli 2013 en 8 januari 2014;
b. de arresten in de zaak 200.148.918/01 van het gerechtshof Amsterdam van 16 september 2014 en 22 september 2015.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
VGM heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van VGM begroot op € 848,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president E.J. Numann op
17 februari 2017.