Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Den Haagvan 8 september 2017, nr. SGR 17/3196 V, betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2015 gegeven beschikking Zorgtoeslag en Kindgebonden budget.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 november 2017 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De zaak betreft de beschikking Zorgtoeslag en Kindgebonden budget voor het jaar 2015. De Rechtbank had op 8 september 2017 uitspraak gedaan in deze kwestie, maar de Hoge Raad oordeelt dat er geen wettelijke basis is voor het instellen van cassatie tegen de uitspraak van de bestuursrechter in dit geval. Dit is in overeenstemming met artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad enkel kennisneemt van cassatieberoepen tegen uitspraken van de bestuursrechter voor zover dit bij wet is bepaald. Aangezien er geen dergelijke wettelijke bepaling bestaat voor de onderhavige zaak, verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk. Tevens oordeelt de Hoge Raad dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de wettelijke kaders rondom cassatie en de ontvankelijkheid van dergelijke beroepen.