Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Den Haagvan 8 september 2017, nr. SGR 17/3197 V, betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2015 gegeven beschikking Huurtoeslag.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 november 2017 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 8 september 2017, betreffende de beschikking Huurtoeslag voor het jaar 2015. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep in cassatie ontvankelijk is. Volgens artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie kan de Hoge Raad enkel kennisnemen van cassatieberoepen tegen uitspraken van de bestuursrechter indien dit bij wet is bepaald. In dit geval is er geen wettelijke bepaling die het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank openstelt, aangezien het geschil betrekking heeft op een besluit ingevolge de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (AWIR). Hierdoor heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Dit geldt ook voor de situatie waarin in de brief bij toezending van de aangevallen uitspraak ten onrechte een rechtsmiddelverwijzing is opgenomen. De Hoge Raad heeft verder geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk wordt verklaard.