ECLI:NL:HR:2017:304

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 februari 2017
Publicatiedatum
23 februari 2017
Zaaknummer
16/06133
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens ontbreken handtekening advocaat

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 februari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De verzoekster tot cassatie had beroep ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof had op 27 september 2016 uitspraak gedaan in een eerdere zaak, waartegen de verzoekster nu cassatie aanvroeg. Echter, het cassatierekest dat op 29 november 2016 was ingediend, voldeed niet aan de vereisten van artikel 426a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat het verzoekschrift niet was ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. De Hoge Raad oordeelde dat dit verzuim hersteld kon worden door het verzoekschrift opnieuw in te dienen, maar dan ondertekend door een advocaat. Aangezien de verzoekster van deze mogelijkheid geen gebruik had gemaakt, concludeerde de Hoge Raad dat zij niet-ontvankelijk was in haar cassatieberoep. De beslissing werd genomen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.E. du Perron, M.J. Kroeze, en werd openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

24 februari 2017
Eerste Kamer
16/06133
EV/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Verzoekster tot cassatie zal hierna worden aangeduid als [verzoekster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 409281 CV EXPL 2663-12 van de kantonrechter te Almelo van 22 oktober 2013;
b. het arrest in de zaak 200.145.110 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 september 2016.
Het arrest van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt ertoe dat [verzoekster] niet in haar cassatieberoep kan worden ontvangen.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Het bij brief van 29 november 2016 ingekomen verzoekschrift voldoet niet aan de eisen van art. 426a lid 1 Rv, omdat het niet is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Dit verzuim kan worden hersteld door hetzelfde verzoekschrift binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad opnieuw in te dienen, maar nu ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Dit brengt mee dat [verzoekster] in haar beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. du Perron en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
24 februari 2017.