In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 december 2017 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2011. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld.
De Griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 21 september 2017 verzocht om het beroepschrift in cassatie te ondertekenen en dit binnen zes weken in te dienen. Belanghebbende heeft echter niet voldaan aan dit verzoek, wat in strijd is met artikel 6:5, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor kon de Hoge Raad niet anders dan het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.
De Hoge Raad heeft ook overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de raadsheren.