ECLI:NL:HR:2017:3069

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 december 2017
Publicatiedatum
5 december 2017
Zaaknummer
15/05084
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over profijtontneming en geschonden recht op verhoorbijstand

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 22 oktober 2015, betreffende een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De betrokkene, geboren in 1974, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat S.F.W. van 't Hullenaar. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten van de betrokkene beoordeeld, waarbij het eerste middel niet tot cassatie leidde, omdat het geen nadere motivering behoeft volgens artikel 81, eerste lid, RO. Het tweede middel klaagde over de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. Dit middel werd gegrond bevonden, maar leidde niet tot cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat de overschrijding van de redelijke termijn in de samenhangende strafzaak, die onder nummer 15/05107 aanhangig is, zal worden gecompenseerd in de hoofdzaak. De Hoge Raad besloot uiteindelijk het beroep te verwerpen, zonder rechtsgevolgen te verbinden aan de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak.

Uitspraak

5 december 2017
Strafkamer
nr. S 15/05084 P
JH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 22 oktober 2015, nummer 20/000048-15, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat te Arnhem, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2.
Het middel is gegrond. Tot cassatie behoeft dit echter niet te leiden. Ook in de met deze ontnemingszaak samenhangende strafzaak, welke in cassatie aanhangig is onder nr. 15/05107, is de redelijke termijn in de cassatiefase overschreden. De compensatie tot welke de overschrijding van de redelijke termijn moet leiden, zal worden toegepast in de hoofdzaak.
3.3.
Gelet hierop is er geen aanleiding om in de onderhavige zaak aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 december 2017.