Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Beslissing
5 december 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 22 oktober 2015, betreffende een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De betrokkene, geboren in 1974, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat S.F.W. van 't Hullenaar. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten van de betrokkene beoordeeld, waarbij het eerste middel niet tot cassatie leidde, omdat het geen nadere motivering behoeft volgens artikel 81, eerste lid, RO. Het tweede middel klaagde over de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. Dit middel werd gegrond bevonden, maar leidde niet tot cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat de overschrijding van de redelijke termijn in de samenhangende strafzaak, die onder nummer 15/05107 aanhangig is, zal worden gecompenseerd in de hoofdzaak. De Hoge Raad besloot uiteindelijk het beroep te verwerpen, zonder rechtsgevolgen te verbinden aan de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak.