Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
8 december 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 december 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [verzoekster] tegen de beschikking van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft de vraag of er sprake is van een arbeidsovereenkomst in het kader van werkzaamheden ten behoeve van de opleiding van een leerling. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de kantonrechter en het gerechtshof, waarbij de relevante feiten en omstandigheden zijn vastgesteld. De advocaat-generaal L. Timmerman heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, en de advocaat van [verzoekster] heeft hierop gereageerd. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt [verzoekster] in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerster] zijn begroot op nihil.