Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
4.Beslissing
12 december 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de vraag of de verdachte zich terecht op noodweer kan beroepen na een confrontatie met de aangever. De verdachte hoorde op 14 december 2014 zijn autoalarm afgaan en zag dat een ruit van zijn auto was ingeslagen. Hij pakte een plank uit de schuur en ging op zoek naar de dader. Tijdens deze zoektocht kwam hij in een woordenwisseling met de aangever, wat leidde tot een worsteling. De verdachte heeft de aangever meermalen met de plank geslagen, wat resulteerde in een veroordeling voor mishandeling.
Het Hof verwierp het beroep op noodweer, omdat de verdachte gewapend met een plank op zoek was gegaan naar de dader en zich aldus in een conflictsituatie had gebracht. De Hoge Raad herhaalt dat voor een geslaagd beroep op noodweer vereist is dat er sprake is van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof zijn oordeel niet toereikend heeft gemotiveerd, omdat het niet duidelijk is of er daadwerkelijk sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en wijst de zaak terug voor herbehandeling.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de omstandigheden waaronder een beroep op noodweer wordt gedaan, en dat gedragingen van de verdachte voorafgaand aan de aanranding van invloed kunnen zijn op de toelaatbaarheid van dit beroep. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe beoordeling.