ECLI:NL:HR:2017:3192

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2017
Publicatiedatum
19 december 2017
Zaaknummer
16/01319
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewustheid van de verdachte omtrent het voorhanden hebben van een stroomstootwapen

In deze zaak gaat het om de vraag of de verdachte zich bewust was van het voorhanden hebben van een stroomstootwapen in de vorm van een zaklamp. De Hoge Raad heeft op 19 december 2017 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte was op 17 april 2014 op de luchthaven Schiphol aangehouden, waar een stroomstootwapen in zijn bagage werd aangetroffen. De politierechter had de verdachte veroordeeld, maar het Hof bevestigde dit vonnis met aanvulling van gronden, waarbij het Hof oordeelde dat de verdachte in meer of mindere mate bewust moest zijn geweest van de aanwezigheid van het wapen.

De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en concludeert dat het oordeel van het Hof niet toereikend gemotiveerd is. De Hoge Raad stelt vast dat voor een veroordeling ter zake van het voorhanden hebben van een wapen vereist is dat er sprake is van een bepaalde mate van bewustheid bij de verdachte. Het Hof had in zijn bewijsoverwegingen verwezen naar een foto van het wapen, maar de inhoud daarvan was niet weergegeven, wat de motivering van het oordeel ondermijnt.

Uiteindelijk vernietigt de Hoge Raad de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij de beoordeling van de bewustheid van de verdachte in wapenbezitzaken.

Uitspraak

19 december 2017
Strafkamer
nr. S 16/01319
EC/SA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 10 februari 2016, nummer 23/002969-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.J.C. Verlaan, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring niet toereikend is gemotiveerd.
2.2.1.
Het Hof heeft het vonnis van de Politierechter met aanvulling van gronden bevestigd behoudens ten aanzien van de strafoplegging. In dat vonnis is overeenkomstig de tenlastelegging ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"hij op 17 april 2014 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer op een luchthaven, aangewezen krachtens artikel 52, vierde lid Wet wapens en munitie, een wapen van categorie II onder 5, te weten een stroomstootwapen (in de vorm van een zaklamp), voorhanden heeft gehad."
2.2.2.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg heeft de politierechter deze bewezenverklaring gegrond op de volgende bewijsmiddelen:
"I. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 17 april 2014. Dit proces-verbaal houdt - zakelijk weergegeven - onder meer in als de op 17 april 2014 door verdachte ten overstaan van verbalisant afgelegde verklaring:
A. Het onder mij in beslag genomen voorwerp is mijn eigendom. Ik ben niet in het bezit van een vergunning voor een dergelijk wapen.
II. Een proces-verbaal van bevinding en overdracht d.d. 17 april 2014. Dit proces-verbaal houdt - zakelijk weergegeven - onder meer in de weergave van de op 17 april 2014 door verbalisant gedane bevindingen:
Op woensdag 17 april bevond ik mij op de luchthaven Schiphol. Ik zag een mij onbekende persoon die de aankomsthal wilde verlaten. Bij de visitatie trof ik een zaklamp met daarin verwerkt een stroomstootwapen aan. De naam van de verdachte is [verdachte] .
III. Een proces-verbaal d.d. 17 april 2014. Dit proces-verbaal houdt - zakelijk weergegeven - onder meer in de weergave van de op 17 april 2014 door verbalisant gedane bevindingen:
Het op 17 april 2014 onder verdachte [verdachte] in beslag genomen voorwerp is een stroomstootwapen, dit is een handwapen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt, of pijn kan worden toegebracht. Het betreft geen medisch hulpmiddel. Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie II, onder 5 van de WWM."
2.2.3.
De Politierechter heeft onder het opschrift "bewijsoverwegingen" onder meer het volgende overwogen:
"De raadsman heeft bepleit dat niet bewezen kan worden dat het voorwerp een wapen is in de zin van categorie II onder 5 van de Wet Wapens en Munitie. De politierechter verwerpt dit verweer en stelt daarbij voorop dat verdachte niet heeft ontkend dat er sprake is van een stroomstootwapen. Bovendien is door een verbalisant van de Koninklijke Marechaussee vastgesteld dat het een wapen in de zin van categorie II onder 5 van de Wet Wapens en Munitie betreft. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte geen opzet had. Ook dit verweer zal worden verworpen. De politierechter overweegt hiertoe dat opzet geen vereiste is om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit te komen, de vaststelling dat verdachte het voorwerp voorhanden had is voldoende. In onderhavig geval staat vast dat het voorwerp in de bagage van verdachte is aangetroffen, verdachte heeft het daarmee voorhanden gehad, omdat het niet goed voorstelbaar is dat verdachte niet heeft geweten dat de zaklamp in zijn bagage zat."
2.2.4.
Het Hof heeft blijkens de aantekening mondeling arrest aan de hiervoor opgenomen bewijsoverweging nog het volgende toegevoegd:
"Gelet op de zich in het dossier bevindende foto van het in beslag genomen voorwerp is het hof van oordeel dat bij de verdachte minst genomen een bepaalde mate van bewustheid moet hebben bestaan van de mogelijkheid dat dit voorwerp een als zaklamp vermomd wapen betrof."
2.3.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep hebben de verdachte onderscheidenlijk diens raadsman aldaar het volgende aangevoerd:
"Ik wist dat ik de zaklamp bij me had, ik wist niet dat het een stroomstootwapen was. Ik heb het gekocht in Thailand als zaklamp en ik vond het niet raar dat er 'POLICE' op stond.
(...)
Primair verzoek ik u het vonnis te vernietigen en mijn cliënt vrij te spreken. Om tot een bewezen verklaring te komen van 'voorhanden hebben' is een zekere bewustheid vereist. De bewustheid ziet op de wetenschap dat sprake is van een wapen. Uit het dossier blijkt niet dat mijn cliënt hiervan op de hoogte was. In het dossier is een foto opgenomen van het wapen. Normaliter staat een stroom-stootteken afgebeeld op stroomstootwapens. Daarvan is in casu geen sprake. Het goed ziet er uit als een zaklamp en fungeert ook als zaklamp. Bovendien is het in Thailand voor een zeer gering bedrag gekocht. Derhalve hoefde mijn cliënt er niet vanuit te gaan dat sprake was van een stroomstootwapen."
2.4.1.
Vooropgesteld moet worden dat voor een veroordeling ter zake van het voorhanden hebben van een wapen of munitie in de zin van art. 26 WWM is vereist dat sprake is geweest van een meer of mindere mate van bewustheid bij de verdachte omtrent de aanwezigheid van dat wapen of die munitie (vgl. HR 26 januari 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1169, NJ 1999/537).
2.4.2.
Gelet hierop en in het licht van hetgeen door en namens de verdachte is aangevoerd, is het oordeel van het Hof dat de verdachte het in de bewezenverklaring omschreven voorwerp voorhanden heeft gehad en zich derhalve in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van een wapen, niet toereikend gemotiveerd. De omstandigheid dat het Hof in zijn nadere bewijsoverweging voor de mede aan de hand van de uiterlijke kenmerken van het voorwerp te bepalen mate van bewustheid bij de verdachte van de aanwezigheid van het wapen heeft verwezen naar een zich in het dossier bevindende foto waarvan de inhoud niet is weergegeven maakt dit niet anders.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 december 2017.