Uitspraak
1.Geding in cassatie
De Advocaat-Generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
19 december 2017.
Hoge Raad
Op 19 december 2017 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 16/01282. De zaak betreft een beroep in cassatie van een verdachte, geboren in 1969, tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 7 oktober 2015, met nummer 20/000845-14. De verdachte heeft geen middelen van cassatie ingediend, waardoor de Advocaat-Generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
De Hoge Raad heeft beoordeeld of de verdachte ontvankelijk is in het beroep. Aangezien de verdachte niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend, is niet voldaan aan het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de verdachte niet kan worden ontvangen in het beroep.
De Hoge Raad heeft derhalve de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het beroep. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.