ECLI:NL:HR:2017:3207

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2017
Publicatiedatum
19 december 2017
Zaaknummer
16/02266
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen vrijspraak gewoontewitwassen en bewijsvoering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. Het Openbaar Ministerie had cassatie ingesteld tegen de vrijspraak van de verdachte in verband met gewoontewitwassen, zoals bedoeld in artikel 420ter van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte was in deze zaak vrijgesproken door het Hof, dat oordeelde dat de huur en koop van twee auto's en een aantal contante stortingen op de eigen rekening van de verdachte geen voldoende vermoeden van witwassen opleverden. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling het oordeel van het Hof als begrijpelijk gekwalificeerd.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest, onder verwijzing naar artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, vastgesteld dat het middel van cassatie niet kan leiden tot vernietiging van het arrest van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat het middel geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de beslissing van het Gerechtshof heeft bevestigd en het beroep van het Openbaar Ministerie heeft verworpen.

De uitspraak is gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, en is openbaar uitgesproken. De zaak heeft belangrijke implicaties voor de beoordeling van bewijs in zaken van gewoontewitwassen en de rol van de feitenrechter in de selectie en waardering van bewijs.

Uitspraak

19 december 2017
Strafkamer
nr. S 16/02266
ES
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 7 december 2015, nummer 23/001902-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door het Openbaar Ministerie. Het Openbaar Ministerie heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadsman van de verdachte, M.E. van der Werf, advocaat te Amsterdam, heeft het beroep tegengesproken.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-presidentW.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 december 2017.