ECLI:NL:HR:2017:3213

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2017
Publicatiedatum
19 december 2017
Zaaknummer
16/03590
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen verwerping van termijnoverschrijding in strafzaak

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van een verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 29 juni 2016 is gewezen. De verdachte, geboren in 1971, heeft beroep ingesteld tegen de verwerping van zijn beroep op verontschuldigbare termijnoverschrijding. De verdediging stelde dat de verdachte zich in een verwarde toestand bevond, waardoor hij niet tijdig het rechtsmiddel kon aanwenden. De Hoge Raad heeft op 19 december 2017 uitspraak gedaan in deze zaak, onder zaaknummer 16/03590.

De Hoge Raad, vertegenwoordigd door vice-president W.A.M. van Schendel en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal A.E. Harteveld gevolgd, die tot verwerping van het beroep had geconcludeerd. De Hoge Raad oordeelde dat uit de door de raadsman overgelegde stukken niet kon worden afgeleid dat de verdachte zich in een zodanige toestand bevond dat de termijnoverschrijding aan hem kon worden toegeschreven. Het middel dat door de verdediging was voorgesteld, leidde niet tot cassatie, en de Hoge Raad oordeelde dat dit geen nadere motivering behoefde, aangezien het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de eerdere beslissing van het Gerechtshof en onderstreept het belang van tijdige rechtsmiddelen in het strafrecht. De zaak benadrukt ook de noodzaak voor een duidelijke onderbouwing van verontschuldigbare termijnoverschrijding, vooral in situaties waarin de verdachte zich in een verwarde toestand bevindt.

Uitspraak

19 december 2017
Strafkamer
nr. S 16/03590
AKA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 29 juni 2016, nummer 21/003941-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat te Arnhem, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 december 2017.