Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
7 maart 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 18 september 2015 is gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1980. De verdachte is in cassatie gegaan tegen het oordeel van het hof, waarbij de betrouwbaarheid van de bij de politie afgelegde verklaringen van de verdachte ter discussie werd gesteld. De Hoge Raad heeft op 7 maart 2017 uitspraak gedaan in deze zaak, onder nummer 15/04668.
De advocaat van de verdachte, E.A. Blok, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De Advocaat-Generaal, F.W. Bleichrodt, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat een nadere motivering niet nodig is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee het oordeel van het Gerechtshof in stand blijft. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren E.F. Faase en M. Borgers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.