Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
7 maart 2017.
Hoge Raad
Op 7 maart 2017 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 17 juni 2015 was gewezen. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1987, die in cassatie is gegaan tegen een eerdere uitspraak. De advocaat van de verdachte, V.A. Groeneveld, heeft een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd gesteld dat het middel geen nadere motivering behoeft, omdat het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting en is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren E.F. Faase en M.J. Borgers, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.