ECLI:NL:HR:2017:43

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 januari 2017
Publicatiedatum
17 januari 2017
Zaaknummer
15/05905
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in cassatie wegens ontbreken middelen van cassatie

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 13 november 2015, met nummer 23/002309-13. De verdachte, geboren in 1971, heeft geen schriftuur houdende middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte niet heeft voldaan aan het vereiste van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, waardoor hij niet in het beroep kan worden ontvangen.

De Hoge Raad heeft op 17 januari 2017 uitspraak gedaan en de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn cassatieberoep. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting, waarbij ook de waarnemend griffier A.C. ten Klooster aanwezig was. De zaak heeft betrekking op het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, zoals omschreven in artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

17 januari 2017
Strafkamer
nr. S 15/05905
AKA/SG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 13 november 2015, nummer 23/002309-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 januari 2017.